week 5 naamvallen herkennen en hören

Die Planung 
1. die Hausaufgaben - Diktat
2. Hören
3. Grammatik - naamvallen en voorzetsels
4. Oefenen met woordenlijst B
5. Kuckucksuhr









1 / 39
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Die Planung 
1. die Hausaufgaben - Diktat
2. Hören
3. Grammatik - naamvallen en voorzetsels
4. Oefenen met woordenlijst B
5. Kuckucksuhr









Slide 1 - Slide

Schrijf de zinnen op die ik voorlees

Slide 2 - Slide

Satz 1
Im Erdgeschoss befindet sich die Küche, das Wohnzimmer und die Toilette.

Slide 3 - Slide

Satz 2
Im ersten Stock befinden sich drei Schlafzimmer und das Badezimmer.

Slide 4 - Slide

Satz 3
Wohnst du in einer Wohnung oder einem Doppelhaus?

Slide 5 - Slide

Tegenstellingen
groß - klein
rund - eckig


Slide 6 - Slide

Naamvallen herkennen

Als er geen voorzetsel in de zin staat, dan moet je de zin ontleden om te ontdekken in welke naamval het zinsdeel staat. 

onderwerp = 1e naamval
lijdend voorwerp = 4e naamval


Slide 7 - Slide

Onderwerp
Hoe vind je het onderwerp in de zin?
Wie / wat + persoonsvorm?

Het kind pakt de bal.
Wie pakt?   ->   het kind   =   onderwerp   =   eerste naamval

Je kunt het onderwerp ook vervangen door HIJ.

Slide 8 - Slide

Lijdend voorwerp
Hoe vind je lijdend voorwerp in de zin?
Wat + onderwerp + persoonsvorm?

Het kind pakt de bal.
Wat pakt het kind? -> de bal = lijdend voorwerp = vierde naamval

Je kunt het lijdend voorwerp ook vervangen door HEM.

Slide 9 - Slide

Zinnen ontleden
1e naamval (Nominativ) = onderwerp 
(Wie/wat +PV= onderwerp)
.....vervangen door "hij/zij"

4e naamval (Akkusativ) = lijdend voorwerp of na voorzetsel 4e naamval.
(Wie/wat + PV + ow = lijdend voorwerp)
......vervangen door "hem/haar"

Slide 10 - Slide

Der groep 1e en 4e naamval
m
v
o
mv
1e naamval
der
die
das
die
4e naamval
den
die
das
die

Slide 11 - Slide

Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Der Lehrer sieht den Schüler nicht.
A
der Lehrer
B
sieht
C
den Schüler
D
nicht

Slide 12 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
Ein Mann liest eine Zeitung.
A
ein Mann
B
liest
C
eine Zeitung

Slide 13 - Quiz

benoem de juiste naamval 
kies tussen de 1e naamval (Nominativ) en de
 4e naamval (Akkusativ)

gekozen? je moet ook kunnen uitleggen waarom dit je keuze is!

Slide 14 - Slide

In welke naamval staat het onderstreepte zinsdeel?  En waarom?



  • Die Kinder schreiben einen Brief.
  • Gegen diesen Mann kann man nichts machen.
  • Wann kauft die Oma endlich ein Auto?
  • Wir haben sie gestern gesehen.
  • Die Familie bestellt heute Abend Pizza Salami.
  • Um diese Zeit ist sie nicht zu Hause.
  • Diese Menschen hat der Politiker nicht erwartet. 

Slide 15 - Slide

Aan het werk...
Aufgabe 19 Seite 24/25
Markeer de werkwoorden in de zin
Onderstreep het onderwerp
Omcirkel het lijdend voorwerp

De eerste zin doen we samen

Slide 16 - Slide

Die Hausaufgaben
Maken Übung 20
Leren woordenlijst B blz 76 (NL-DU)

Slide 17 - Slide

Aufgabe 6
In diesem Rätsel sind zehn deutsche Wörter aus Wörterliste B versteckt. Kannst du sie finden?
Markiere die Wörter und Schreibe sie zusammen mit der niederländische Übersetzung auf
Benutze Wörterliste B auf Seite 76!
timer
1:00

Slide 18 - Slide

Welk woord uit woordenlijst B staat NIET in de woorzoeker?
A
Erdgeschoss
B
Küche
C
Flur
D
Garten

Slide 19 - Quiz

Film + kijkvragen
over 
's werelds grootste
koekoeksklok

Macht Notizen!

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

De 1ste Koekoeksklok is rond 1814 door de gebroeders Herr in Triberg gemaakt. Waar ligt dat?
A
in Beieren
B
in het Zwarte Woud
C
in Thüringen
D
in de Eifel

Slide 22 - Quiz

Men heeft er 5 jaar over gedaan om de grootste Koekoeksklok ter wereld te maken? In welk jaar was de klok klaar?
A
1894
B
1949
C
1994
D
1998

Slide 23 - Quiz

Van oorsprong was de klok bedoeld
als wekker en zou er een ander dier
uit het deurtje komen, maar dat lukte
mechanisch niet. Welk dier?
A
haan
B
badeend
C
kikker
D
buizerd

Slide 24 - Quiz

Hoeveel generaties lang maakt de familie van Ingolf Haas al koekoeksklokken?
A
2 generaties
B
4 generaties
C
3 generaties
D
5 generaties

Slide 25 - Quiz

Sinds welk jaar maakt Ingolf Haas moderne koekoeksklokken? Deze zijn een enorm succes!
A
1904
B
1906
C
1905
D
1907

Slide 26 - Quiz

Welke bekende persoonlijkheid heeft geen Koekoeksklok?
A
David Hasselhoff
B
Prins William
C
Vladimir Putin
D
Donald Trump

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

Gok es ...
Wat is de prijs van deze exclusieve Koekoeksklok uit Triberg met Svarovski stenen en gouden beren? 

Slide 29 - Slide

Wat is de prijs van deze exclusieve Koekoeksklok uit Triberg met Svarovski stenen en gouden beren?
A
4.775,-
B
12.495,-
C
9.875,-
D
14.874,-

Slide 30 - Quiz

Wat denk je ...
Thomas Tompion-klok
uit 1700      >>>>
Deze klok werk in 1999 werd verkocht voor .....

Slide 31 - Slide

Thomas Tompion-klok
uit 1700.
Deze klok werk in 1999 werd verkocht
voor .....
A
1 miljoen Euro
B
1,6 miljoen Euro
C
1,9 miljoen Euro
D
2,2 miljoen Euro

Slide 32 - Quiz

Die Planung 
1. 1e en 4e naamval - die Hausaufgaben
2. Oefenen met woordenlijst B
3. Hören
4. Blooket









Slide 33 - Slide

1e en 4e naamval?
Thomas hat sein Zimmer blau gestrichen
Ich habe deine Tasche nicht gesehen
Meine Großmutter hat eine tolle Geschichte erzählt





Slide 34 - Slide

Die Hausaufgaben
Maken Übung 20 - nakijken
Leren woordenlijst B blz 76 (NL-DU)

Slide 35 - Slide

Aufgabe 6
In diesem Rätsel sind zehn deutsche Wörter aus Wörterliste B versteckt. Kannst du sie finden?
Markiere die Wörter und Schreibe sie zusammen mit der niederländische Übersetzung auf
Benutze Wörterliste B auf Seite 76!
timer
1:00

Slide 36 - Slide

Welk woord uit woordenlijst B staat NIET in de woorzoeker?
A
Erdgeschoss
B
Küche
C
Flur
D
Garten

Slide 37 - Quiz

Lingua - hören
Das Haus im grünen Tal

Slide 38 - Slide

Blooket
woordenlijst B Kapitel 7

Slide 39 - Slide