HAVO 4 IMPULSEN

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

HAVO 4: impulsen

LEERDOELEN

5.5

* je kunt beschrijven hoe impulsgeleiding plaatsvindt

* je kunt beschrijven hoe impulsoverdracht plaatsvindt

Begrippen 

zoek uit wat bedoeld wordt met de volgende begrippen: 

IONEN

RUSTPOTENTIAAL 

ACTIEPOTENTIAAL 

DREMPELWAARDE                 

IMPULSGELEIDING

ALLES OF NIETS PRINCIPE

IONKANALEN 

Na+/K+ - POMP

https:

Zie je hier een bewuste reactie of een reflex?

1. bewuste reactie
2. reflex

Iemand schrijft een brief.
Is het animale of autonome zenuwstelsel actief?

1. Geen van beide
2. Animale
3. Autonome
4. Animaal en autonoom

Het autonome zenuwstelsel bestaat uit 2 delen: parasympatisch en orthosympatisch.

Welk deel zorgt ervoor dat je lichaam in rust komt?

1. het parasympatische deel
2. het orthosympatische deel

Het autonome zenuwstelsel bestaat uit 2 delen: parasympatisch en orthosympatisch.

Zit er in elk orgaan van elk deel een zenuw?

1. ja
2. nee

AUTONOOM zenuwstelsel bestaat uit 

parasympatisch en orthosympatisch deel

PARA

RUST 

VERTERING

ORTHO

ACTIE

dubbele innervatie

zenuwen van beide delen in elk orgaan

Is het effect van adrenaline gelijk aan die van het para- of orthosympatisch zenuwstelsel?

1. parasympatisch
2. orthosympatisch

Denk aan wat je weet over de kniepeesreflex.
Via welke delen verlopen de impulsen?

zintuigcellen → zenuwen → .......... → zenuwen → spieren

1. Grote hersenen
2. Kleine hersenen
3. Hersenstam
4. Ruggenmerg

Wat zorgt ervoor dat een Na-kanaal of K-kanaal open gaat?

1. Er bindt een molecuul aan.
2. Dat hangt af van het potentiaal over het membraan.
3. Met behulp van ATP.

openen en sluiten van kanalen

Welke uitspraak is juist?

UITSPRAAK 1: Neurotransmitters zorgen er voor dat een actiepotentiaal wordt doorgegeven tussen zenuwcellen, spieren en klieren.
UITSPRAAK 2: Neurotransmitters binden zich aan Na-kanalen, waardoor die open gaan. Zo wordt het signaal doorgegeven.

1. uitspraak 1
2. uitspraak 2
3. geen van beide
4. allebei

Geef deze les beoordeling.

1. Onvoldoende!
2. Voldoende.
3. Goed.
4. Zeer goed!