What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
2HV Herhaling blok 2
2HV Herhaling blok 2
1 / 20
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
20 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
40 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
2HV Herhaling blok 2
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen vandaag?
Herhalen:
Bijstelling
Aanwijzend voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord
Vragend voornaamwoord
Onbepaald voornaamwoord
Slide 2 - Slide
De hond, die gisteren wegliep, is teruggevonden.
Wat is DIE?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
bijvoeglijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord
Slide 3 - Quiz
Betrekkelijk voornaamwoord
verwijst naar een woord of woordgroep (antecedent)
staat achter dit woord of deze woordgroep
kan ook verwijzen naar: een overtreffende trap,
iets vaags
een hele zin
Slide 4 - Slide
Noem 3 betrekkelijke voornaamwoorden
Slide 5 - Open question
Betrekkelijk voornaamwoord
Betrekkelijke voornaamwoorden zijn:
Die
Dat
Wie
Wat
Slide 6 - Slide
Schrijf een zin met een betrekkelijk voornaamwoord.
Slide 7 - Open question
Die jongen is mijn buurjongen.
Wat is DIE?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord
Slide 8 - Quiz
Aanwijzend voornaamwoord
wijst iets of iemand aan
komt in plaats van een lidwoord
staat voor een zelfstandig naamwoord
Slide 9 - Slide
In welke zin staat een aanwijzend voornaamwoord?
A
het meisje dat jarig was
B
de jongen las dit boek
C
deze hond is speels
D
dit is verwarrend
Slide 10 - Quiz
Wat ga je eten vanavond?
Wat is WAT?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord
Slide 11 - Quiz
Vragend voornaamwoord
staat meestal aan het begin van een zin
staat in een vraagzin
staat soms in het midden van een zin
dan kun je er een vraagzin van maken
Wie, wat, welke, wat voor
Slide 12 - Slide
Betrekkelijk voornaamwoord
Vragend voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Deze
Wie
Wat voor
Dit
Wat
Dat
Slide 13 - Drag question
Weet je al wat je wilt drinken?
Wat is WAT?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord
Slide 14 - Quiz
Onbepaald voornaamwoord
verwijst vaag naar iets of iemand
je kent geen bijzonderheden van de persoon of het ding
iets, niets, iemand, niemand, alles, men
Slide 15 - Slide
Weet je al of je wat gaat zeggen?
Wat is WAT?
A
vragend voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord
Slide 16 - Quiz
Het huis wat is afgebrand, was van mijn zus.
Wat is WAT?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord
Slide 17 - Quiz
Wat is kenmerkend aan een bijstelling?
Slide 18 - Open question
De vakantie, naar Engeland, was regenachtig.
Is NAAR ENGELAND een bijstelling?
A
ja
B
nee
Slide 19 - Quiz
Mijn broer heeft een auto gekocht.
Vul deze zin aan met een bijstelling.
Slide 20 - Open question
More lessons like this
Grammatica blok 5
April 2023
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Do 8 juni Voornaamwoorden
June 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Voornaamwoorden
May 2019
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
H4.1 voornaamwoorden
October 2023
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Havo 3_Taalverzorging HERHALING VOORNAAMWOORDEN
March 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
2HV Blok 2 Grammatica Voornaamwoorden 2 herhalen en oefenen
November 2020
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
H2 NN_woordsoorten_ De woordsoort van wie, die en dat
March 2024
- Lesson with
43 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
GRAMMATICA woordsoorten
February 2023
- Lesson with
30 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2