H3 6.4 piramides en 6.5 populaties

1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt omschrijven wat piramides van aantallen en van biomassa weergeven.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Piramide van aantallen
Piramide van aantallen

Slide 10 - Slide

Piramide van biomassa
piramide van biomassa

Slide 11 - Slide

Bij welke piramide is de volgende schakel altijd kleiner?
A
Piramide van aantal
B
Piramide van biomassa

Slide 12 - Quiz

Populaties
Klas 3 - Thema 6.5

Slide 13 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de invloed aangeven van biotische en abiotische factoren op de populatiegrootte.

Slide 14 - Slide

Populatie

Een groep individuen in een bepaald gebied die zich onderling kunnen voortplanten

Slide 15 - Slide

Organisatieniveaus ecologie

Individu
Populatie
Levensgemeenschap
Ecosysteem

Slide 16 - Slide

Populatiegrootte
  • Als de omstandigheden gunstig zijn dan wordt de populatie groter.
    Bijvoorbeeld als er veel voedsel is en er weinig vijanden zijn.

  • Er gaan veel dieren dood als de omstandigheden ongunstig zijn. De populatie wordt dan kleiner.
    Bijvoorbeeld als er weinig voedsel is en er ziektes heersen.

Slide 17 - Slide

Populatiegrootte
  • Wanneer een populatie (door de jaren heen) ongeveer even groot blijft doordat het aantal om een evenwichtswaarde schommelt, dan noemen we dat een biologisch evenwicht.

  • De populatiegrootte is afhankelijk van biotische en abiotische factoren.
  •  Optimale omstandigheden: alle biotische en abiotische factoren hebben de meest gunstige waarde

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Biologisch evenwicht
2 populaties houden elkaar in stand en zorgen onder normale omstandigheden dat beide populaties niet flink kunnen groeien of inkrimpen.

Slide 20 - Slide

biologische evenwicht
Y-as geeft het verloop van tijd aan. 
Weinig vossen aanwezig zorgt voor een toename van het aantal konijnen (worden minder opgegeten). Doordat er meer konijnen zijn, is er meer voedsel voor vossen en kunnen er meer jongen geboren en grootgebracht worden. Hierdoor neemt het aantal konijnen af en uiteindelijk ook het aantal vossen. Dit proces herhaalt zich dan een aantal keer.

Slide 21 - Slide

Optimumkromme
  • Optimumkromme is een diagram dat voor één bepaalde abiotische factor aangeeft wat de groei- en voortplantingskansen van een populatie zijn. 
  • Het gebied tussen het minimum en het maximum noem je het tolerantiegebied. 

Slide 22 - Slide

Optimum
kromme


Voorbeeld, Billy guppie

Slide 23 - Slide

Zijn soortgenoten biotische of abiotische factoren
A
Biotische factoren
B
Abiotische factoren

Slide 24 - Quiz

Is regen een biotische of abiotische factor
A
Biotische factor
B
Abiotische factor

Slide 25 - Quiz

Wat is een ander woord voor milieu?
A
Organisme
B
Vervuiling
C
Leefomgeving

Slide 26 - Quiz

Wat zijn de vier organisatieniveaus van klein naar groot?
A
Individu, populatie, levensgemeenschap, ecosystemen
B
Populatie, individu, ecosysteem, levensgemeenschap

Slide 27 - Quiz

Wanneer spreken we van een biologisch evenwicht?
A
Als de populatiegrootte altijd hetzelfde is
B
Als de populatiegrootte een populatiegrootte is
C
Als de populatiegrootte rond een gelijke waarde schommelt
D
Als de dieren in een populatie even zwaar zijn

Slide 28 - Quiz

Waarvan is de populatiegrootte afhankelijk?
A
beschikbaar voedsel
B
aantal vijanden
C
aanwezige ziekteverwekkers
D
voedsel, vijanden en ziekteverwekkers

Slide 29 - Quiz

Huiswerk
Lees 6.5 in het boek
Maak de opdrachten bij 2.5 in learnbeat

Slide 30 - Slide