4h3 herhaling paragraaf 10 t/m 12 (overstap naar papieren boek)

Spelling paragraaf 10-12                      Wat klopt hier niet ^


1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spelling paragraaf 10-12                      Wat klopt hier niet ^


Slide 1 - Slide

Spelling paragraaf 10-12    Monsterlijke herhalingslessen          
Inhoud van deze les:           
- toets verplaatsen naar dinsdag 20-12?
- Uitleg trema, apostrof, accentteken (paragraaf 10)
- Getallen (paragraaf 11)
- Sommige of sommigen (paragraaf 12)

Kom in de lessonUp
Tijdens de uitleg: dicht of draai (gesloten of omgedraaid)


Slide 2 - Slide

Overzicht van de lessenreeks spelling § 4-13

Slide 3 - Slide

Trema paragraaf 10 p. 293
  • Het trema voorkomt uitspraakproblemen in woorden die geen samenstelling zijn.
  • >>> Want wat gebruik je bij een samenstelling met uitspraakproblemen?
  • Plaats het op de eerste letter van de volgende lettergreep: zee-en > zeeën
  • >>> Waarom schrijf je zee-egel en niet zeeëgel?
  • >>> Waarom schrijf je kopiëren met trema en gekopieerd zonder? 
  • >>> Schrijf je
    a. Het geld is ge-
         ïnd?
    b. Het geld is ge-
        ind? 



Slide 4 - Slide

Apostrof paragraaf 10 p. 293
  • Als weglatingsteken voor letters 
    Des ochtends > 's Ochtends
    zijn > z'n 
    Bas' fiets
  • om uitspraakproblemen te voorkomen bij bezitsvorm en meervoud
    papa's fiets (i.p.v. papas fiets)
    paraplu's (i.p.v. paraplus of parapluus)
    LET OP alleen bij uitspraakproblemen
  • Meervoud en verkleinvorm  met letterwoorden en initiaalwoorden
    HEMA's (Letterwoord: Hollandsche Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam)
    sms'je (initiaalwoord)




Slide 5 - Slide

accenttekens (é, è en ê) en cedille (ç)
paragraaf 10 p. 294
Veel in leenwoorden
Accent aigu
(streepje dat voorover leunt en verlengt)
café, rosé
Accent grave 
(streepje dat achterover leunt)
crème, scène
Accent circonflexe (dakje)
enquête, gêne en crème fraîche

Slide 6 - Slide

accenttekens (é, è en ê) en cedille (ç)
paragraaf 10 p. 294
cedille:
zorgt ervoor dat een c voor een a, o, u klinkt als een
 in plaats van een  k
.

Ça va (geen cava >>>>)

Slide 7 - Slide

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
's ochtends
B
s'ochtends

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
max huis
B
maxs huis
C
max's huis
D
max' huis

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
mbo-student
B
mbo'student
C
mbo student
D
mbostudent

Slide 10 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
mbo- er
B
mbo'er
C
mboer
D
mboër

Slide 11 - Quiz

Getallen paragraaf 11, blz. 295
 - wanneer letters                                    (achthondertwintig of 820?)
 - wanneer cijfers

Slide 12 - Slide

Getallen met woorden
We hebben het over getallen in formele tekst. Wat zijn de regels?

Uitschrijven met woorden: 
  • één t/m twintig (zeven, ook rangen: achtste)
  • tientallen tot honderd (twintig, dertigste)
  • honderdtallen tot duizend
  • duizendtallen tot twaalfduizend
  • miljoen, miljard, biljoen (schrijf los: zeven biljoen)

  • Bij grote getallen kan je cijfer en woord combineren (335 duizend)

Slide 13 - Slide

Getallen in cijfers
We hebben het over getallen in formele tekst. Wat zijn de regels?

Schrijven in cijfers: 
  • getallen boven de twintig, uitgezonderd tientallen en honderdtallen. (48, 67.589)
  • exacte waardes (maten, gewichten, temperaturen, bedragen, telefoonnummers, data, adressen, jaartallen) (45 kilometer, 1988, Ooievaarlaan 2)
  • Bij grote getallen kan je cijfer en woord combineren (335 duizend)

Slide 14 - Slide

Getallen
We hebben het over getallen in formele tekst. Wat zijn de regels?

Let op:
  • Schrijf breuken los, tenzij in een samenstelling
    twee derde (2/3)
    vijf drie vierde (5 3/4)
    driekwartsmaat (samenstelling)
    maar: achtenhalf, tweeënhalf 
  • Als in een zin grote aantallen van iets in cijfers staan, gebruik je in die zin ook cijfers voor
    kleine aantallen. 

Slide 15 - Slide

Hoe kan je deze tekst verbeteren? ^ 
nos.nl

Slide 16 - Slide

Hoe kan je deze tekst verbeteren? ^

Regel: als in een zin grote aantallen van iets in cijfers staan, gebruik je in die zin ook cijfers voor kleine aantallen. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

                                      
Paragraaf 12 Sommige of sommigen                            
                                                                                                

Slide 19 - Slide

Wanneer met alleen -e
Zelfstandig gebruikte telwoorden en bijvoeglijk naamwoorden

  • Is het een bijvoeglijk naamwoord? Dan alleen -e
    (sommige mensen, vele huizen, alle bedrijven, enkele
    leraren)
  • Hebben ze betrekking op zaken of dieren (dus geen mensen?)
    Dan alleen -e
    (Achter de hekken in de dierentuin zien de meeste er verveeld uit in hun hok.)

Slide 20 - Slide

Wanneer wel met -en?
Zelfstandig gebruikte telwoorden en bijvoeglijk naamwoorden

  • Zijn ze zelfstandig gebruikt en hebben ze betrekking op personen? Dan met -en 
    Enkelen van ons komen met de trein.
    Sommigen zijn gezakt, de meesten zijn geslaagd.
  • Uitzondering: heeft het woord betrekking op woorden die al eerder zijn genoemd? Kan je deze weer invullen achter het telwoord? Dan alleen -e

Slide 21 - Slide

Uitzondering> wel personen, maar erachter opnieuw in te vullen
Voorbeeld:
Alle passagiers hebben de trein gehaald, maar enkele moesten hard rennen.
                                                            maar enkele (passagiers) moesten hard rennen.

Slide 22 - Slide

Wanneer wel -en?
Zelfstandig gebruikte telwoorden en bijvoeglijk naamwoorden

  • Duizenden, tientallen, miljoenen, miljarden schrijf je altijd met -en.
       Duizenden kregen te eten, maar het smaakte nergens naar.
       
       Miljarden hamburgers worden jaarlijks weggegooid.

Slide 23 - Slide

Bijvoeglijk naamwoorden schrijf je met -e (vreemde regels)
tenzij zelfstandig gebruikt en verwijzend naar personen in het meervoud.
                   ouden van dagen, kreupelen, geliefden etc. 

Slide 24 - Slide

Van (alle / allen) mensen die ik ken, vind ik jou de leukste.
A
alle
B
allen

Slide 25 - Quiz

Dat is voor ons (beide / beiden) het handigst.
A
beide
B
beiden

Slide 26 - Quiz

De (meeste / meesten) bezoekers van het festival vermaakten zich uitstekend.
A
meeste
B
meesten

Slide 27 - Quiz

Mijn auto moet zuiniger zijn dan (andere / anderen) en voorzien zijn van de nieuwste snufjes.
A
andere
B
anderen

Slide 28 - Quiz

(Vele / Velen) reisden afgelopen zondag gratis met het Boekenweekgeschenk als treinkaartje.
A
Vele
B
Velen

Slide 29 - Quiz

Onze vrienden waren (alle / allen) aanwezig op het feestje.
A
alle
B
allen

Slide 30 - Quiz

Mijn auto moet zuiniger zijn dan die van (andere / anderen).
A
andere
B
anderen

Slide 31 - Quiz

Oefenen (hier kan je morgen ook nog aan werken)
Maak uit je lesboek:

opdr. 2 blz. 292, opdr. 4 en 5 blz. 294,
opdr. 1 blz. 295 opdr. 1 t/m 3 blz. 297.

Slide 32 - Slide