1HV Blok 3 - lijdend voorwerp

                          Lezen
Pak je leesboek erbij!
timer
10:00
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

                          Lezen
Pak je leesboek erbij!
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Welkom

Ontleden


Lijdend voorwerp
Nederlands

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet ik wat het lijdend voorwerp is.

  • kan ik herkennen en uitleggen wat het lijdend voorwerp in de zin is.

  • kan ik de vijf stappen voor het ontleden van zinnen bedenken en volgen. 

  • kan ik zelfstandig een zin ontleden waarbij ik aangeef wat de zinsdelen zijn en de PV, het OW, het WWG en het LV benoem.

Slide 3 - Slide

Planning
  1. Herhaling zinsontleding
  2. Korte uitleg lijdend voorwerp
  3. Zelfstandig aan de slag
  4. Afsluiten

Slide 4 - Slide

Herhaling
Zinsontleding:
- persoonsvorm
- gezegde
- onderwerp

Slide 5 - Slide

De persoonsvorm is altijd....
A
een persoon
B
een werkwoord

Slide 6 - Quiz

Hoe vind je de persoonsvorm?
Kies het beste antwoord.
A
vraagproef
B
tijdproef of getalproef
C
vraagproef, getalproef of tijdproef
D
getalproef

Slide 7 - Quiz


Welke manier heb ik toegepast om de persoonsvorm te vinden?
Mijn broer gaat elke dinsdag naar de sportschool.
Mijn broer ging elke dinsdag naar de sportschool.
gaat -> ging
gaat = persoonsvorm
A
getalproef
B
tijdproef

Slide 8 - Quiz


Welke manier heb ik toegepast om de persoonsvorm te vinden?
Die laptop werkt niet meer.
Die laptops werken niet meer.
werkt -> werken
werkt = persoonsvorm
A
getalproef
B
tijdproef

Slide 9 - Quiz

Het werkwoordelijk gezegde is ...
A
alle ww in de zin, behalve de pv
B
alle ww in de zin, dus ook de pv
C
een uitdrukking
D
het voltooid deelwoord

Slide 10 - Quiz

Wat is het onderwerp van een zin? Het onderwerp van een zin...
A
... vertelt wat er in de zin gebeurt.
B
... vertelt wanneer iets in een zin gebeurt.
C
... vertelt wie/wat iets doet in de zin.
D
... vertelt waar de zin over gaat.

Slide 11 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Als onderwerp kozen ze pooldieren.
A
Onderwerp
B
Pooldieren
C
Kozen
D
Ze

Slide 12 - Quiz

Lijdend voorwerp

Slide 13 - Mind map

Zinsdelen

  • Alle zinnen bevatten een persoonsvorm, een (werkwoordelijk) gezegde en een onderwerp.

  • Veel zinnen hebben ook een lijdend voorwerp. Met het lijdend voorwerp gebeurt iets, het 'ondergaat' wat in het gezegde staat.

Slide 14 - Slide

Lijdend voorwerp
  • Lijdend voorwerp (LV) komt voor in zinnen waarin iets/iemand iets 'overkomt' dus als het ware 'lijdt'. 
  • Je vindt het LV door de volgende vraag te stellen:
Wat/wie + werkwoordelijk gezegde + OW ?
Het antwoord op die vraag is het LV.

  • Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp.
  • Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel.
Dominic geeft een mooi cadeau aan Frédériqé. 

De handeling is geven. Er wordt dus iets gegeven, namelijk een mooi cadeau. Dat mooie cadeau is dus het voorwerp (iets) dat de handeling ondergaat; dat pakje wordt weggegven.

PV = geeft
OW = Dominic (Wie geeft?)
WG = geeft (enige werkwoord)
LV = Wie/wat geeft Dominic? een mooi cadeau

Slide 15 - Slide

LIJDEND VOORWERP


Tim | graaft | een kuil.


Wat graaft Tim? Tim graaft een kuil.


lijdend voorwerp = een kuil

voorbeeld 1
ow
wwgez

Slide 16 - Slide

LIJDEND VOORWERP


Een speler | roept | de grensrechter.


Wie roept een speler? De speler roept de grensrechter.


lijdend voorwerp = de grensrechter

voorbeeld 2
ow
wwgez

Slide 17 - Slide

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Slide 18 - Open question

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Bruno drinkt een glas water.

Slide 19 - Open question

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Mats roept zijn vader.

Slide 20 - Open question

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Zij heeft haar fiets uit de schuur gepakt.

Slide 21 - Open question

Stappenplan
  1. Onderstreep de persoonsvorm.
  2. Verdeel de zin in zinsdelen.
  3. Zoek het werkwoordelijk gezegde
  4. Zoek het onderwerp. 
  5. Zoek het lijdend voorwerp.
Ik / heb / een auto / gekregen / van mijn ouders. 

OW = Ik
WG = heb gekregen
LV = een auto

Slide 22 - Slide

Ontleed de volgende zin
De aanvoerder van het voetbalteam moet zijn vaantje geven aan de aanvoerder van de tegenstander.

Slide 23 - Open question

Even kijken hoe jullie ervoor staan...
Ik snap het lv en wil aan het werk.
Ik heb meer uitleg over het lv nodig.
Ik wil graag samen zinsontleding oefenen.
Ik snap het nog niet, maar wil graag zelf oefenen.

Slide 24 - Poll

In stilte zelfstandig aan de slag
Blok 3 grammatica opdracht 4 t/m 6 + theorie

Klaar? 
Extra oefenen: 
https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-1-lijdend-voorwerp/#
https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-2-lijdend-voorwerp/
http://www.passito.be/index_bestanden/nederlands/lv01.htm

Even de link kopiëren en plakken. De linkjes staan ook in SOM.

Slide 25 - Slide

LIJDEND VOORWERP


Martijn | hangt | zijn jas | aan de kapstok.


Wat hangt Martijn? Martijn hangt zijn jas.


lijdend voorwerp = zijn jas

voorbeeld 4
ow
wwgez

Slide 26 - Slide

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Fred doet peper op zijn gebakken ei.

Slide 27 - Open question

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Op het feest hebben we gebak gegeten.

Slide 28 - Open question

Ontleed de volgende zin
De musea medewerkers kregen een mooi kerstpakket van de baas.

Slide 29 - Open question

Ontleed de volgende zin
De kinderen hebben hun tekening aan de juf van groep 4 getoond.

Slide 30 - Open question

Ontleed de volgende zin
De oude mensen zouden een hoop lawaai in het bejaardentehuis hebben gemaakt.

Slide 31 - Open question

Ontleed de volgende zin
Ik heb mijn vrouw beloofd het huis op te ruimen.

Slide 32 - Open question

Afsluiten leerdoelen
Nu...

  • weet ik wat het lijdend voorwerp is.

  • kan ik herkennen en uitleggen wat het lijdend voorwerp in de zin is.

  • kan ik de vijf stappen voor het ontleden van zinnen bedenken en volgen. 

  • kan ik zelfstandig een zin ontleden waarbij ik aangeef wat de zinsdelen zijn en de PV, het OW, het WG en het LV benoem. 

Slide 33 - Slide

Welke 5 stappen moet je zetten als je een zin gaat ontleden?

Slide 34 - Open question

Stappenplan
  1. Onderstreep de persoonsvorm.
  2. Verdeel de zin in zinsdelen.
  3. Zoek het werkwoordelijk gezegde
  4. Zoek het onderwerp. 
  5. Zoek het lijdend voorwerp.
Ik / heb / een auto / gekregen / van mijn ouders. 

OW = Ik
WG = heb gekregen
LV = een auto

Slide 35 - Slide

Wat is een Lijdend Voorwerp:

Slide 36 - Open question

Lijdend voorwerp
Iets of iemand waarmee iets gebeurt in de zin, maar zelf niets doet.
Ik / heb / een auto / gekregen / van mijn ouders. 

OW = Ik
WG = heb gekregen
LV = een auto

Slide 37 - Slide

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 38 - Open question

Lijdend voorwerp
Iets of iemand waarmee iets gebeurt in de zin, maar zelf niets doet.

Wie/wat + ow + wwg? 
Ik / heb / een auto / gekregen / van mijn ouders. 

OW = Ik
WG = heb gekregen
LV = een auto

Slide 39 - Slide

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Dagmar heeft de regenjas aan de kapstok gehangen.

Slide 40 - Open question

Wat is het stappenplan voor zinsontleding?

Slide 41 - Open question

Afsluiten
Huiswerk vrijdag 14 januari
Blok 3 grammatica opdracht 9.1 t/m 13.3 + theorie

Vergeet niet om morgen weer je leesboek mee te nemen! 

Schuif je stoel aan en zet je mondkapje op voordat je naar buiten gaat! 

Slide 42 - Slide


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken (op de ELO)
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof
de eerste kans van de toets al gaan maken.
nog iets anders (vul de vraag op de volgende slide in)

Slide 43 - Poll


Nog iets anders, namelijk...

Slide 44 - Open question