Onderstreep van onderstaande zinnen de pv, zet zinsdeelstrepen en noteer welke vraag je moet stellen om het onderwerp te vinden. Geef ook het antwoord op die vraag.
5. Bij een lage stapsnelheid |
kan | deze robot | in mul zand | lopen.
Wie/wat kan? = deze robot
6. Een nieuw parfum | wordt | vaak | 'ontworpen' | door geurspecialisten.
Wie/wat wordt? = een niew parfum
7. Bij het Nederlands kampioenschap 'bommetje' | bereikten | de winnende plonzen | een hoogte van bijna tien meter.
Wie/wat bereikten? = de winnende plonzen
8. Door de sneeuw | was | deze spoorlijn | de hele dag | buiten gebruik.
Wie/wat was? = deze spoorlijn