Leestekens

Leestekens
Je loopt in verschillende stappen door de theorie over leestekens.
Na elk stukje theorie volgen er enkele oefenvragen waarmee je kan testen of je alles hebt begrepen.  
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Leestekens
Je loopt in verschillende stappen door de theorie over leestekens.
Na elk stukje theorie volgen er enkele oefenvragen waarmee je kan testen of je alles hebt begrepen.  

Slide 1 - Slide

Punt
Aan het einde van iedere zin schrijf je een punt. Daarna typ je een spatie en ga je verder met de volgende zin (die begint met een hoofdletter!).

Slide 2 - Slide

Komma
Een komma schrijf je tussen twee persoonsvormen (Als we bellen, mag je op gesprek komen) en tussen opsommingen. Let wel op: voor het laatste element van de opsomming schrijf je geen komma! Dus: fietsen, hardlopen, voetballen en zwemmen.
Ook schrijf je een komma wanneer je zin niet afloopt, maar verdergaat met een bijzin: Mijn gesprek gaat niet door, omdat de recruiter ziek is.

Slide 3 - Slide

Waar zijn de leestekens correct gebruikt?
A
Sinds ik gevallen ben volg ik thuisonderwijs.
B
Sinds ik gevallen ben, volg ik thuisonderwijs.
C
Sinds ik gevallen ben. Volg ik thuisonderwijs

Slide 4 - Quiz

Waar zijn de leestekens correct gebruikt?
A
Ik hou van koken, lezen en dansen.
B
Ik hou van koken, lezen, en dansen.
C
Ik hou van koken lezen en dansen.

Slide 5 - Quiz

Dubbele punt en aanhalingstekens
Wanneer je iemand letterlijk citeert gebruik je een dubbele punt en daarna dubbele of enkele aanhalingstekens. Allebei zijn goed, als je maar de hele brief door hetzelfde dezelfde (dubbele of enkele) aanhalingstekens gebruikt.
Voorbeeld
Mijn docent zegt wel eens: "Hou nu toch eens op met je codes zo briljant te maken!"

Slide 6 - Slide

Streepje
Bij een opsomming waarbij je een deel van een woord weglaat, vervang je dat woord door het weglatingsstreepje
Voorbeeld
Ik heb websites ontworpen over milieu- en coronabeleid.
Bij een opsomming waarbij je een heel woord weglaat, gebruik je geen weglatingsstreepje.
Voorbeeld
Ik heb in Marokko middelbaar en basisonderwijs genoten.

Slide 7 - Slide

In welke zin zijn de juiste leestekens gebruikt?
A
Ik zeg altijd: een dag niet geprogrammeerd is een dag niet geleefd.
B
Ik zeg altijd, een dag niet geprogrammeerd is een dag niet geleefd.
C
Ik zeg altijd: "Een dag niet geprogrammeerd is een dag niet geleefd."
D
Ik zeg altijd "Een dag niet geprogrammeerd is een dag niet geleefd."

Slide 8 - Quiz

Waar zijn de leestekens correct gebruikt?
A
Schrijf je een sollicitatie- of een motivatiebrief?
B
Schrijf je een sollicitatie of een motivatiebrief?
C
Schrijf je een sollicitatie- of een motivatie-brief?
D
Schrijf je een sollicitatie-of-een-motivatiebrief?

Slide 9 - Quiz

Einde
Had je de meeste vragen goed? Blader rustig terug door de slides van deze les om de uitleg weer even erbij te pakken, als je iets niet meer wist. Wanneer je de theorie begrepen hebt mag je doorgaan in de wikiwijs met het laatste hoofdstuk Basisvaardigheden:  Werkwoordspelling.

Slide 10 - Slide