Biologie quiz jpt crazy 44

1 / 45
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Biologie in de onderbouw QUIZ
Maak een groepje van 2 of 3 
Werk samen op één apparaat, log in met jullie beide namen

Slide 2 - Slide

Wat betekend het woord:
Organisme
A
Biologie
B
Planten
C
Levend wezen
D
Bacterie

Slide 3 - Quiz

Wat is geen levensverschijnsel:
A
Bewegen
B
Slapen
C
Ademhalen
D
Voortplanten

Slide 4 - Quiz

Hoe noem je het proces waarbij een plant zuurstof maakt
A
fotoshoot
B
fotosynthese
C
thesis
D
luchtproces

Slide 5 - Quiz

Hoe noem je een groep organen die samen werken?
A
Orgaan
B
Cellen stelsel
C
Organisme
D
Organen stelsel

Slide 6 - Quiz

Welk orgaan zie je hier?
A
Long
B
Hart
C
Maag
D
Darm

Slide 7 - Quiz

Welk orgaan hoort niet bij het verteringstelsel?
A
Darm
B
Maag
C
Endeldarm
D
Hart

Slide 8 - Quiz

Welke functie heeft het bottenstelsel niet?
A
Het zorgt ervoor dat je voedsel kunt opnemen
B
Het zorgt voor stevigheid
C
Het zorgt voor bescherming
D
Het zorgt voor de vorm van je lichaam

Slide 9 - Quiz

Door welke functie van de bloem kan het dat deze blaadjes gekleurd zijn.
A
De stengel draagt bladeren en bloemen
B
De wortel zorgt voor stevigheid
C
De stengel vervoert water en voedingsstoffen
D
De bloem drinkt water

Slide 10 - Quiz

Van welk organisme is dit een cel?
A
Bacterie
B
Dier
C
Plant
D
Schimmel

Slide 11 - Quiz

Mensen behoren tot de:
A
Vissen
B
Geleedpotigen
C
Zoogdieren
D
Reptielen

Slide 12 - Quiz

Waar leven amfibieën?
A
Op het land
B
In het water
C
In de lucht
D
Op het land en in het water

Slide 13 - Quiz

Wat betekend het woord been?
A
Gewoon je been
B
Bot
C
Iets hards
D
Arm

Slide 14 - Quiz

Hoe heet het bot bij nummer 7?
A
Borstbeen
B
Wervel
C
Heupbeen
D
Ribben

Slide 15 - Quiz

Heeft dit skelet ook een schouderblad?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quiz

Wat zie je in deze afbeelding?
A
Een ellenboog
B
Een gewricht
C
Iets buigbaars

Slide 17 - Quiz

Tweede klas

Slide 18 - Slide

Wat hoort niet bij de ademhaling
A
longen
B
slokdarm
C
luchtpijp
D
zuurstof

Slide 19 - Quiz

Wat is het doel van de ademhaling?
A
Opnemen van Co2 en afgeven van O2
B
Opnemen van O2 en afgeven van Co2

Slide 20 - Quiz

wat is de juiste volgorde van ademhaling
A
neusholte, keelholte, luchtpijp, strottenklepje, bronchie, longblaasjes
B
neusholte, keelholte, strottenklepje, luchtpijp, longblaasjes, bronchie
C
neusholte, keelholte, strottenklepje, luchtpijp, bronchie, longblaasjes
D
keelholte, neusholte, luchtpijp, bronchie, langblaasjes

Slide 21 - Quiz

Bij ademhalen is...
A
Zowel de huig als het strotklepje is dicht
B
De huig is open het strotklepje is dicht
C
zowel de huig als het strotklepje is open
D
De huig is dicht, het strotklepje is open

Slide 22 - Quiz

Gaan slagaders van het hart af of naar het hart toe?
A
Van het hart af
B
Naar het hart toe

Slide 23 - Quiz

Hart-longen-hart is de.............?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
C
Geen van beiden

Slide 24 - Quiz

Hoe wordt de kleine bloedsomloop en de grote bloedsomloop genoemd?
A
dubbele bloedsomloop
B
bloedvaten
C
bloedvatenstelsel
D
bloedsomloop

Slide 25 - Quiz

Waarom is bij de mens de bloedsomloop een dubbele bloedsomloop?
A
Het bloed maakt twee rondjes
B
Het bloed komt langs twee longen
C
Het bloed gaat twee keer door het hart
D
Het bloed heeft een dubbele stroming

Slide 26 - Quiz

De kleine bloedsomloop is de bloedsomloop die verloopt
over de longen
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quiz

Gaan aderen van het hart af of naar het hart toe?
A
Van het hart af
B
Naar het hart toe

Slide 28 - Quiz

Het hart heeft .........?
A
3 kamers en 3 boezems
B
4 kamers
C
2 boezems en 2 kamers
D
4 boezems

Slide 29 - Quiz

Welk bestanddeel van het bloed zorgt voor het stollen van het bloed?
A
Rode bloedcel
B
Witte bloedcel
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplasma

Slide 30 - Quiz

Waar in het voortplantingsstelsel van een jongen worden geslachtshormonen gemaakt?
A
In de prostaat
B
In de teelballen
C
In de zaadblaasjes
D
In de zwellichamen

Slide 31 - Quiz

Wat is de functie van de zaadleider in het voortplantingsstelsel van de man?
A
Slaat zaadcellen op
B
Vervoert de zaadcellen
C
Ontstaan zaadcellen
D
Voegen zaadvocht toe

Slide 32 - Quiz

In welk deel van het vrouwelijk voortplantingsstelsel kan bevruchting plaatsvinden?
A
In de vagina
B
In de eileider
C
In de baarmoeder
D
In de eierstokken

Slide 33 - Quiz

In dit deel van het voortplantingsstelsel van de vrouw liggen eicellen
A
Eileider
B
Eierstokken
C
Baarmoeder
D
Vagina

Slide 34 - Quiz

Welke letter in de afbeelding van het vrouwelijke voortplantingsstelsel geeft een orgaan aan dat ook in het mannelijk voortplantingsstelsel voorkomt?
A
P
B
R
C
T
D
Q

Slide 35 - Quiz

Wat is de slang NIET in dit voedselweb?
A
Consument 1e orde
B
Consument 2e orde
C
Consument 3e orde
D
Consument 4e orde

Slide 36 - Quiz

Voedselweb of voedselketen?
A
Voedselweb
B
Voedselketen

Slide 37 - Quiz

In het voedselweb is aangegeven wie door wie opgegeten wordt.

Wie staat er aan het eind van dit voedselweb?
A
algen
B
kikker
C
vis
D
reiger

Slide 38 - Quiz


Hoeveel herbivoren zijn er in dit voedselweb?
A
2
B
3
C
5
D
6

Slide 39 - Quiz

Voedselweb of voedselketen?
A
Voedselweb
B
Voedselketen

Slide 40 - Quiz

Hoe worden de planten in een voedselweb genoemd?
A
consumenten
B
reducenten
C
producenten

Slide 41 - Quiz

Dit zijn de chromosomen van een?
A
man
B
vrouw

Slide 42 - Quiz

Je hebt het genotype en het fenotype.
Wat wordt bedoeld met het genotype?
A
De erfelijke informatie op je chromosomen
B
Hoe je eruit ziet

Slide 43 - Quiz

Dit zijn de
chromosomen
van een...
A
Man
B
Vrouw

Slide 44 - Quiz

Vader met 46 chromosomen
Moeder met 46 chromosomen
Hoe krijg jij 46 chromosomen?
A
23 van vader en 23 van moeder
B
Elke keer anders, als het er maar 46 zijn
C
46 van moeder
D
46 van vader

Slide 45 - Quiz