2VC woordsoorten

1 / 48
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord in naamwoordelijk gezegde

Slide 25 - Slide

Waar of niet waar?
Een naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand is of wordt.

Slide 26 - Open question

Noteer het bijvoeglijk naamwoord van deze zin:

Ik was hier zo tevreden geweest.

Slide 27 - Open question

Hoe noem je het zinsdeel 'ook wel'?
'Dit wordt ook wel de prullenbak genoemd.'
A
onderwerp
B
bijwoordelijke bepaling
C
bijvoeglijke bepaling
D
naamwoordelijk gezegde

Slide 28 - Quiz

Wat is (zijn) de bijwoordelijke bepaling(en)?

Vandaag hebben we het naamwoordelijk gezegde behandeld.
A
Vandaag
B
we
C
het naamwoordelijk gezegde
D
hebben behandeld

Slide 29 - Quiz

Jurre kwam blij uit de kantine.
Wat is 'blij'?
A
naamwoordelijk gezegde
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 30 - Quiz

Wat is in de volgende zin het bijwoordelijke gezegde?
Tijdens de les wordt er niet naar het toilet gegaan.
A
tijdens de les
B
niet
C
naar het toilet
D
wordt gegaan

Slide 31 - Quiz

Wat is het gekleurde woord?
Wie van die jongens zal straks jullie klassenvertegenwoordiger worden?
A
het gehele naamwoordelijk gezegde
B
een gedeelte van het naamwoordelijk gezegde
C
het werkwoordelijk gezegde
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 32 - Quiz

Wat is het gekleurde woord?

Deze oude molen wordt binnenkort verkocht aan de hoogste bieder.
A
het gehele naamwoordelijk gezegde
B
een gedeelte van het naamwoordelijk gezegde
C
het werkwoordelijk gezegde
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 33 - Quiz

Wat is het gekleurde woord?



Vioolspelen bleek voor mijn hyperactieve broertje een prima uitlaatklep.
A
het gehele naamwoordelijk gezegde
B
een gedeelte van het naamwoordelijk gezegde
C
bijwoordelijke bepaling
D
het werkwoordelijk gezegde

Slide 34 - Quiz

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Dit woord zegt iets over een werkwoord
B
Dit woord zegt iets over een voorzetsel
C
Dit woord zegt iets over een zelfstandig naamwoord
D
Dit woord zegt iets over een lidwoord

Slide 35 - Quiz

Je kunt grammatica in twee soorten verdelen. Welke twee?
A
Grammatica zinsdelen
B
Grammatica woordsoorten
C
Redekundig ontleden
D
Taalkundig ontleden

Slide 36 - Quiz

Hoe goed beheers je de stof van
1.8 Grammatica woordsoorten?
A
uitstekend, kan niet beter
B
voldoende
C
matig, ik moet nog wel wat oefenen, maar ben er bijna
D
onvoldoende

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide