VVE kinderbrein GPM OA Lesdag 2

• Pedagogisch werk
• MBO
• Studiejaar 2

Het kinderbrein 

Moduul 13: Taalontwikkeling en VVE

Doelen

1. De student kan in eigen woorden uitleggen hoe het kinderbrein werkt.

2. De student kan een verband leggen tussen de  ontwikkelingsgerichte activiteiten aanbieden en de invloed op op het functioneren van het kinderbrein.

Lesopzet

Wat weten jullie al over het kinderbrein?

Het brein

Kinderbrein

Baby 0 - 2 jaar

Peuter 2 - 4 jaar

Gevoelige periode

Wat weet je over het
kinderbrein?

Het brein

• Miljarden hersencellen die in verbinding staan
• Ieder plekje in het brein heeft zijn eigen taak
• Hersengebieden moeten samenwerken (hersen netwerk)

Bekijk

de volgende 2 filmpjes over hoe het brein werkt.

00:00

Hoe hou ik het brein van kinderen fit? (2 antwoorden goed)

1. Buitenspelen
2. Kruiswoordpuzzels maken
3. Gamen
4. Fysieke inspanning

Kinderbrein

• Het kinderbrein ontwikkeld zich enorm snel (foetus 20.000 hersencellen per seconde, volwassenen een paar honderd hersencellen per dag)
• Hersenen zijn bij de geboorte nog niet af 
• Eerste twee levensjaren vergroten de hersenen 4 keer
• Op zes jarige leeftijd bijna net zo groot als volwassenen

• Goede basis leggen -> verbindingen creëren

• Vroeger -> 'Tabula Rasa'
• Genenpakket 
• Interactie tussen omgeving en kind
• Ervaringen 
• Voeding
  

POLL: Ja, kunsteducatie is broodnodig voor het kinderbrein

Ja

Nee

Hoe creëren je emotionele-veiligheid en voorspelbaarheid op jullie leerwerkplek?

Veiligheid staat voorop

‘Als een kind zich niet veilig voelt, gaat het niet ontdekken en spelen. En als een kind dat niet durft, ontwikkelt hij zich minder snel.'

• Voorspelbaarheid
  
• Ingaan op emoties
• Kalmte bewaren
• Contact maken

• Verkeerde verbindingen

Baby 0 - 2 jaar

• Baby’s zien slechts tot 20 centimeter scherp en weinig kleuren
• Visuele gebied nog niet goed ontwikkeld
• Een baby moet zien om te leren zien

• Tastzin
• Orale fase
• Verschillende structuren met hun handen onderscheiden

• Reflexen 
• Reacties uitlokken (4 - 8 maanden)
• Gebeurtenissen voorspellen (8 - 12 maanden)
• Objectpermanentie (8 - 12 maanden)
• Experimenteren ( 12 - 18 maanden)
• Mentale representatie ( 18 maanden - 2 jaar)

Het kinderbrein en leren / ontwikkelen

• Bekijk de volgende website: https://www.apetrotsekinderen.nl/jouw-kind-emotioneel-eerst-kalmeren-dan-praten/ (volgende dia)
• Lees breinsleutels (PDF) (krijg je van docent - berichtenmuur)
• Bekijk het filmpje: Breinbijsluiter - over de ontwikkeling van het brein (3.55 min.): Volgende dia https://www.youtube.com/watch?v=KeCrJgZubsM (Dia na de website)

www.apetrotsekinderen.nl

00:00

Een veerkrachtig brein is belangrijk om....(2 antwoorden goed)

1. met stress en emoties om te gaan
2. te kunnen nadenken, leren en om te gaan met emoties
3. de draagkracht en veerkracht in evenwicht te brengen
4. een stabiele volwassene te worden

Noem 2 voorbeelden van ontwikkelingsgerichte activiteiten voor een baby van 0 - 2 jaar?

Peuter 2 - 4 jaar

• Mentale representatie wordt sterker
• Animistisch denken
• Magisch denken

Gevoelige periode

• Diepe interesse
• Gemakkelijk leren
• Gevoeligheden duren zo lang als nodig
• Observeren 

Wat weet je nog?

Wat betekent magisch denken

1. Werkelijkheid en fantasie lopen door elkaar
2. Inzicht in oorzaak en gevolg
3. Wat mag wel en wat mag niet
4. Fantasiedenken

Wat is Magisch denken?

1. Denken aan Disneyland
2. Levenloze dingen menselijke eigenschappen toekennen
3. geen onderscheid maken in werkelijkheid en fantasie
4. Richten op wat tastbaar is

Animistisch en magisch denken zijn hetzelfde.

1. Waar
2. Niet waar

“Abel zegt tegen moeder dat ze stil moet zijn want de pop slaapt.” Dit is:

1. Animistisch denken
2. Concreet denken
3. Magisch denken
4. Abstract denken

“Pim begrijpt niet wat zijn moeder bedoelt als ze vraagt of hij het bestek wil pakken”. Dit is:

1. Animistisch denken
2. Concreet denken
3. Magisch denken
4. Abstract denken

De stoel is stout, want ik heb pijn nu ik me gestoten heb aan de stoelpoot.
Bovenstaande is een voorbeeld van:

1. Concreet denken
2. Animistisch denken
3. Magisch denken
4. fantasiedenken

“Soraya is bang om op de wc te gaan zitten, ze is bang dat ze erin valt en ook doorspoelt.” Dit is:

1. Animistisch denken
2. Concreet denken
3. Magisch denken
4. Abstract denken

Ik verstop me voor de stofzuiger om niet opgezogen te worden.
Bovenstaande is een voorbeeld van:

1. Concreet denken
2. Animistisch denken
3. Magisch denken
4. Creatief denken

Als ik val, komt mama mij helpen.

Bovenstaande is een voorbeeld van:

1. Concreet denken
2. Animistisch denken
3. Magisch denken
4. Oplossingsgericht denken

De knuffel van Joshua is gevallen.
Joshua troost zijn knuffel. Welk begrip over zijn manier van denken valt hieronder?

1. Conservatie
2. Magisch denken
3. Animistisch denken
4. Objectpermanentie

Jolijn begrijpt dat een smal hoog glas niet betekent dat in dat glas meer water kan dan in een breed lager glas.

Van welk begrip is hier sprake?

1. Conservatie
2. Magisch denken
3. Animistisch denken
4. Objectpermanentie

Een schaduw onder het bed wordt een enge draak is een voorbeeld van:

1. Abstract denken
2. Animistisch denken
3. Concreet denken
4. Magisch denken

Het kind geeft aan aan levenloze dingen menselijke eigenschappen. Dit verwijst dan weer naar het feit dat jonge kinderen heel vaak denken dat voorwerpen en dieren dezelfde gedachten en gevoelens kunnen hebben als zijzelf. Dit noemen we:

1. animistisch denken
2. magisch denken
3. sprookjes denken
4. andersom denken

Het kind is bang is om ‘door het badputje weggespoeld te worden’. Want, luidt de kleuterlogica, als er water door het putje wegspoelt kan dat met mij ook gebeuren. Dit noemen we:

1. animistisch denken
2. magisch denken
3. sprookjes denken
4. andersom denken

Het kopje dat een kind laat vallen is stout. Dit is een voorbeeld van

1. Abstract denken
2. Animistisch denken
3. Concreet denken
4. Magisch denken

Het besef dat de hoeveelheid hetzelfde blijft ook al verandert de vorm. Dit is:

1. Constagnatie
2. Objectpermanentie
3. Conservatie
4. Centratie

Een baby herkent het verschil tussen bekenden en vreemden. Als een ouder weg is denkt de baby dat deze weg blijft. Hij gaat dan huilen als hij de ouder niet meer ziet. Welk begrip hoort hierbij?

1. Objectpermanentie
2. Verlatingsangst

Objectpermanentie

1. Is het vermogen alles te zien
2. Te weten dat er altijd iemand in de buurt is
3. Dat voorwerpen en mensen blijven bestaan ook al zie je ze niet
4. Angst om verlaten te worden

Magisch denken is een periode in de peutertijd. Kinderen denken dan animistisch. Wat is dat?

1. Kinderen denken dat dieren en dingen gevoel hebben.
2. Kinderen fantaseren veel.
3. Kinderen denken na over iets dat er niet is.
4. Kinderen maken de taak van een begeleider af.

Tot volgende lesdag

Uitleg