WVO Observeren en rapporteren

Observeren en rapporteren
1 / 22
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 150 min

Items in this lesson

Observeren en rapporteren

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Objectief/ subjectief
Objectief= Feiten, je laat je niet door je gevoel beïnvloeden.
Subjectief= Je gaat uit van je eigen gevoel of mening.




Slide 3 - Slide

Het gras is groen
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 4 - Quiz

Mevrouw van Hiensch is erg streng
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 5 - Quiz

Deze les is saai
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 6 - Quiz

De deur van het lokaal is groen
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 7 - Quiz

De deur van het lokaal is lelijk.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video

Hokjes denken/bevooroordeeld



Bevooroordeeld



Slide 10 - Slide

Ben jij bevooroordeeld?
JA
NEE

Slide 11 - Poll

Wat zijn onbewuste vooroordelen?


Onbewuste vooroordelen verwijzen naar de onbedoelde, onbewuste gedachtes die wij hebben over bepaalde (groepen) mensen. 

Slide 12 - Slide

Een vader en een zoon krijgen een ernstig auto-ongeluk. De vader overlijdt ter plekke, de zoon wordt overgebracht naar het ziekenhuis. Een van de chirurgen komt aangesneld, maar zegt vervolgens: "Ik kan deze jongen niet opereren. Dit is mijn zoon."
A
Nee dat kan dus niet
B
De jongen heeft 2 vaders
C
De jongen is geadopteerd
D
De chirurg is een vrouw

Slide 13 - Quiz

Observatieplan
Voordat je gaat observeren bedenk je eerst:

1. Wat je gaat observeren
2. Waarom (doel) je dit wilt doen.
3. Hoe je gaat observeren
           


Slide 14 - Slide

7.4 observatieplan
Voordat je gaat observeren bedenk je eerst:
1. Wat je gaat observeren
2. Waarom (doel) je dit wilt doen.
3. Hoe je gaat observeren
           



Stap 1: Bepaal de beginsituatie. Schrijf kort op wat je gaat observeren en in welke situatie.
Stap 2: Verzamel alle achtergrondgegevensBijvoorbeeld de naam en leeftijd van de persoon die je gaat observeren.  
Stap 3: Bepaal het doel en de doelgroep. Schrijf altijd op wie je gaat observeren en met welk doel.
Stap 4: Maak observatie vragenDit geeft structuur in je observatie, anders ga je naar veel teveel zaken kijken.
Stap 5: Hoe ga je observeren. (Kies een observatie methode). Observatiemethode: de manier waarop wordt geobserveerd. Je kunt een beschrijvende observatie maken of je gebruikt een observatieschema.
Observatieschema: een lijst waarop je bepaalde gedragingen kunt aankruisen.
Stap 6: Kies de data en tijdstippen . Bepaal nu wanneer, op welke dag en op welke tijd je de cliënt gaat observeren.
Stap 7: InterpreterenNadat je alle observaties hebt gedaan en de gegevens hebt verzameld, ga je interpreteren.
Interpreteren betekent betekenis geven aan wat je hebt geobserveerd/waargenomen.
Stap 8. Rapporteren. Rapporteren is de laatste stap van het observatieplan.
Rapporteren: het overbrengen (mondeling/schriftelijk) van gebeurtenissen die belangrijk zijn voor collega’s of andere betrokkenen. 
Voordat je de rapportage gaat schrijven moet je goed bedenken voor wie je het gaat schrijven.
Wanneer je een rapportage schrijft moet je uitkijken met “gevoelige informatie”. En probeer het zo respectvol op te schrijven.





Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Geef een voorbeeld van objectief.

Slide 17 - Open question

Geef een voorbeeld van subjectief

Slide 18 - Open question

Rapporteren
Rapporteren is opschrijven of vertellen wat er is gebeurd. at heb je allemaal geobserveerd? Welke zorg heb je verleend? Hoe is alles verlopen? Zijn er nog bijzonderheden? Rapporteren doe je niet alleen voor jezelf, maar vooral voor je collega’s. Aan het eind van elke werkdag rapporteer je.

Slide 19 - Slide

Schriftelijk of mondeling
Schriftelijk rapporteren is opschrijven wat er is gebeurd. Mondeling rapporteren is vertellen wat er is gebeurd. Het voordeel van schriftelijk rapporteren is dat je altijd kunt teruglezen hoe iets is gegaan.

Slide 20 - Slide

Wat kun je rapporteren over Nel?

Slide 21 - Open question

Wat is een ander woord voor ambulante zorg?
A
Intramurale zorg
B
Extramurale zorg
C
Eerstelijns zorg
D
Tweedelijnszorg

Slide 22 - Quiz