De persoonsvorm past bij het onderwerp van een zin.
2. Wat is dan incongruentie?
Onjuiste samenhang tussen de persoonsvorm en het onderwerp in de zin (op het gebied van getal of persoon).
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Uitleg (in)congruentie
1. Wat is congruentie?
De persoonsvorm past bij het onderwerp van een zin.
2. Wat is dan incongruentie?
Onjuiste samenhang tussen de persoonsvorm en het onderwerp in de zin (op het gebied van getal of persoon).
Slide 1 - Slide
Dit soort vragen worden heel vaak gesteld.
A
Deze zin is congruent.
B
Deze zin is niet congruent.
Slide 2 - Quiz
Een stelletje oproerkraaiers heeft gisteren de politie belaagd.
A
Deze zin is congruent.
B
Deze zin is niet congruent.
Slide 3 - Quiz
De dames werd gevraagd in de zaal plaats te nemen.
A
Deze zin is congruent.
B
Deze zin is niet congruent.
Slide 4 - Quiz
Die partij wil dat softdrugs onder toezicht van de overheid geproduceerd wordt.
A
Deze zin is congruent.
B
Deze zin is niet congruent.
Slide 5 - Quiz
Onjuiste inversie
Onjuiste inversie = een fout op het gebied van de woordvolgorde in de zin (onderwerp - persoonsvorm, persoonsvorm - onderwerp).
Slide 6 - Slide
Onjuiste inversie
Standaardvolgorde of inversievolgorde?
Inversie (pv voor ow) mag alleen als: - De zin begint met een ander zinsdeel dan het onderwerp. - De zin een vraagzin is. - De zin begint met een bijzin.
Slide 7 - Slide
Morgen gaat hij naar Limburg
A
inversie
B
geen inversie
C
juiste inversie
D
onjuiste inversie
Slide 8 - Quiz
Gisteravond maakte hij het te laat en is hij dus vandaag niet te genieten.
A
geen inversie
B
incongruentie
C
onjuiste inversie
D
geen flauw idee
Slide 9 - Quiz
Verwijswoord controleren op
geslacht (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig)
functie (lijd. vw; meew. vw)
persoon of ding
Slide 10 - Slide
Het meisje....ik zag, had de allernieuwste iPhone
A
wat
B
dat
C
die
Slide 11 - Quiz
De agent ... zoveel klachten waren, is ontslagen
A
over wie
B
waarover
C
die
Slide 12 - Quiz
De bibliotheek had ... leden de nieuwe tarieven doorgegeven.
A
zijn
B
haar
Slide 13 - Quiz
Als je dit formulier hebt ingevuld, moet je ... terugsturen.
A
hem
B
het
Slide 14 - Quiz
Geef je ... nu echt gelijk?
A
hun
B
hen
Slide 15 - Quiz
Stappenplan beknopte bijwoordelijke bijzinnen
1. Wat is de hoofd- en wat is de bijzin?
2. Wat is het onderwerp van de hoofdzin?
3. Komt het onderwerp van de hoofdzin overeen met het 'denkbeeldige' onderwerp van de bijzin?
ja = ok nee = zin verbeteren
Slide 16 - Slide
Lekker in onze stoelen liggend, dronken we het koude bier.
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quiz
juist
Het onderwerp in beide zinnen is 'we'
Slide 18 - Slide
Na fraude te hebben geconstateerd, werd de boekhouder direct ontslagen.
A
juist
B
onjuist
Slide 19 - Quiz
onjuist
De boekhouder = onderwerp in de hoofdzin, maar niet het verzwegen onderwerp uit de beknopte bijzin.
Goed = Nadat men fraude had geconstateerd, werd de boekhouder direct ontslagen.
Slide 20 - Slide
In kennelijke staat van dronkenschap verkerend, vond de agent hem in de goot.
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quiz
onjuist
De agent = onderwerp in de hoofdzin, maar waarschijnlijk niet het verzwegen onderwerp uit de beknopte bijzin.
In kennelijke staat van dronkenschap verkerend, werd hij door de agent in de goot gevonden.
Slide 22 - Slide
Zijn vriendin uitzwaaiend, verdween de bus uit het zicht.
A
juist
B
onjuist
Slide 23 - Quiz
onjuist
De bus = onderwerp in de hoofdzin, maar niet het verzwegen onderwerp uit de beknopte bijzin.
Terwijl hij zijn vriendin uitzwaaide, verdween de bus uit het zicht.