Hoofdstuk 1 2E

BESTAL!
Boeken Etui Schrift Takenklapper Agenda Leesboek

1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

BESTAL!
Boeken Etui Schrift Takenklapper Agenda Leesboek

Slide 1 - Slide

Lees in je leesboek. 
Boek vergeten?
Lees dan een stukje fictie of gedicht
uit het leerwerkboek.
timer
15:00
Leg je schrift/boek open op tafel, zodat ik de weektaak kan aftekenen.

Slide 2 - Slide

1.3 LEZEN 
- Leesstrategieën
- Tekstverbanden
- Tekstdoelen, -soorten & -vormen
- Titel(s) en onderwerp
- Hoofdgedachte
week 37

Slide 3 - Slide

1.3 LEZEN
ë
IN DEZE PARAGRAAF HERHAAL JE:
  • toepassen van leesstrategieën;
  • herkennen van tekstverbanden;  
  • benoemen van tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen;
  • herkennen van titel(s) en benoemen van het onderwerp;
  • benoemen van de hoofdgedachte;
IN DEZE PARAGRAAF LEER JE:
  • het vergelijkend tekstverband.

Slide 4 - Slide

1.3 LEZEN



Welke (4) leesstrategieën ken je nog?

Groepsopdracht
Beantwoord de vragen op de wisbordjes. Overleg met elkaar en schrijf jullie antwoord groot en duidelijk op.  

Slide 5 - Slide

Leesstrategie
- verkennend lezen
  (oriënterend lezen)
- nauwkeurig lezen
- zoekend lezen
- studerend lezen

Slide 6 - Slide

1.3 LEZEN
Welke (6) tekstverbanden ken je nog?

- en welke signaalwoorden horen bij die tekstverbanden?

Slide 7 - Slide

Tekstverbanden 

Slide 8 - Slide

1.3 LEZEN
Welke (4) tekstdoelen en bijbehorende tekstsoorten ken je nog?


Slide 9 - Slide

1.3 LEZEN
Tekstsoorten

Slide 10 - Slide

1.3 LEZEN
tekstsoorten
tekstvormen

Slide 11 - Slide

1.3 LEZEN
Onderwerp                                             Titel(s) + onder- of boventitel
vind je vaak in kranten en tijdschriften om duidelijk(er) aan te geven waar de tekst over gaat.

Slide 12 - Slide

1.3 LEZEN
Wat is een hoofdgedachte 
van een tekst en hoe (waar) vind je die?


Slide 13 - Slide

1.3 LEZEN
Belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt.
- ALTIJD 1 ZIN! 
- Je vindt de hoofdgedachte vaak in 
    inleiding en/of in het slot.

- Informatieve tekst : noem de feiten
- Betogende tekst : noem de mening en dan 
                                         het belangrijkste argument. 

Slide 14 - Slide

1.3 LEZEN

Slide 15 - Slide

AANTEKENINGEN 1.3

Slide 16 - Slide

1.3 LEZEN
Maak nu H1.3 Lezen opdracht 2 tm 7, 12, 13 & 14   (blz. 23 tm 29). 

Je maakt de opdrachten in je schrift!
timer
10:00
Snap je een opdracht niet? 
- lees de vraag nog een keer; wat staat er          boven? 
- lees de leertekst(en) van de paragraaf.
- sla de vraag eerst over en werk verder. 
- vraag daarna in je tafelgroep.
- vraag tot slot aan mij. 

Slide 17 - Slide

Planning week 39
  • 1.5 Woorden: opdrachten 4, 5, 6, 711, 12, 16 en 18 en 20, blz. 43-48
  • 1.7 Grammatica zinsdelen: opdrachten 1, 2, 3, 7, 8, 11, 12, 13, 15 en 16, blz. 53 - 60
  • + extra oefenen online


Slide 18 - Slide

 1.5 WOORDEN
1.5 Woorden  opdrachten: 5, 6, 7, 16 en 18 en 20, blz. 43-48

Doel: ik weet wat voor-en achtervoegsels zijn en ik leer 25 (nieuwe) woorden.


zin
geluk
koop

Slide 19 - Slide

1.5 WOORDEN
Voorvoegsels: een lettergreep voor het grondwoord (on-, her-, mis-, wan-,...)
Achtervoegsels: een lettergreep na het grondwoord (- baar, - loos, - schap,...)

Een voor- en achtervoegsel is meestal geen echt woord, maar geeft het kernwoord een andere betekenis.

                                      
on
zin
(n)ig
on
geluk
(k)ig
mis
koop
ziek

Slide 20 - Slide

Veelvoorkomende voorvoegsels
Voorbeeld

a-: niet

anti-: tegen

on-: niet

mis-: verkeerd, fout

wan-: slecht, verkeerd

her-: weer, opnieuw

ex-: niet meer

mini-: heel klein

inter-: tussen 2 of meer gebieden

asociaal

antipthie

onaardig

misdragen

wantoestand

herinrichten

ex-man

minibus

interland

Slide 21 - Slide

Veelvoorkomende achtervoegsels
Voorbeeld

-achtig: een beetje als

-baar: kan 

-loos: zonder

-vol: met veel

-arm: met weinig

-rijk: met veel

-schap: duidt een toestand aan

kinderachtig

oplosbaar

kostenloos

hoopvol

kansarm

calorierijk

zwangerschap


Slide 22 - Slide

Planning week 39
  • 1.5 Woorden: opdrachten 4, 5, 6, 711, 12, 16 en 18 en 20, blz. 43-48
  • Klaar? Start met de opdrachten van 1.7

  • 1.7 Grammatica zinsdelen: opdrachten 1, 2, 3, 7, 8, 11, 12, 13, 15 en 16, blz. 53 - 60
  • + extra oefenen online


Slide 23 - Slide

Planning week 39
1.5 Woorden: opdrachten 4, 5, 6, 7, 11, 12, 16 en 18 en 20, blz. 43-48

1.7 Grammatica zinsdelen: opdrachten 1, 2, 3, 7, 8, 11, 12, 13, 15 en 16, blz. 53 - 60

waar
hoe
wanneer
waarmee 
      (-door, 
       -mee)

Slide 24 - Slide

_____
___
_________________
_______________________________

Slide 25 - Slide

Terugblik 1.7 - Hoofdzin en bijzin
Hoofdzin: pv en ow staan naast elkaar.
Susan heeft nieuwe sneakers.

Bijzin: 
  • pv en ow niet naast elkaar, er staan andere zinsdelen tussen.
  • pv staat achterin de zin
  • een bijzin begint met een voegwoord

Toen Susan nieuwe sneakers had gekocht, keek ze heel blij.
Wat is de hoofdzin en wat is de bijzin?

Slide 26 - Slide

Planning week 40
Les 1: uitleg hww en zww
1.8 grammatica woordsoorten: opdr. 1, 4, 5, 7, 8, 9, blz. 63-65

Les 2: uitleg 8 werkwoordtijden
1.8 grammatica woordsoorten: opdr. 15, blz. 69

Les 3: spelling van werkwoorden, t.t. en v.t. (herhaling)
1.9 spelling: opdrachten 1, 3, 4, 5, blz. 71-77

Toets H1: maandag 14 oktober



Slide 27 - Slide

1.8 GRAMMATICA WOORDSOORTEN

Slide 28 - Slide

1.8 GRAMMATICA WOORDSOORTEN

Slide 29 - Slide

1.8 GRAMMATICA WOORDSOORTEN
                           aantekening 1.8 -

Slide 30 - Slide

1.8 GRAMMATICA WOORDSOORTEN
                           aantekening 1.8 -

Slide 31 - Slide

1.8 GRAMMATICA WOORDSOORTEN
                          

Slide 32 - Slide

Planning week 41
Les 1: werkwoordspelling
1.9 spelling: opdr. 6, 8 en 10 + dicteewoorden, blz. 71+77

Les 2: leestekens
Alles nakijken en aftekenen (1.10 slaan we over)

Les 3: toets H5 inzien/bespreken


Toets H1: maandag 14 oktober



Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

persoonsvorm
JA
NEE
             T.T.
ik                  hak (je)
jij/hij/zij/het hakt
wij                 hakken
              V.T.
hakte             (de)
hakte             (de)
hakten           (den)
alle andere werk-
woorden: vd, td, otd:

gebruik:
- Verlegproef
- 'T eX KoFSCHiP

Slide 35 - Slide