Herhalingsles hoofdstuk 1 klas 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Herhaling hoofdstuk 1

Wat moet je kunnen en kennen voor de toets?

1.1 Fictie

• Ik kan de begrippen round character, flat character  en karakterontwikkeling omschrijven.
• Ik kan een personage van een verhaal beschrijven.

Leertekst: 'Personages' (blz. 13)

Welk begrip hoort bij een 'round character'?

1. bijpersoon
2. voorspelbaar
3. non-fictie
4. karakterontwikkeling

1.2 Lezen

• Ik kan de vier leesstrategieën en de bijbehorende leesdoelen benoemen.
• Ik kan de zes tekstverbanden op blz. 16 (opsommend, tijdsvolgorde, tegenstellend, uitleggend, redengevend, concluderend) en de bijbehorende signaalwoorden benoemen.
• Ik kan de signaalwoorden in een tekst herkennen en het bijbehorende tekstverband benoemen.
  

Leerteksten: ''Leesstrategieën' en 'Tekstverband 1 ' (blz. 16)

Van welk tekstverband is 'omdat' een signaalwoord?

1. opsommend
2. tegenstellend
3. redengevend
4. concluderend

'Hij had goed geleerd. Toch had hij een onvoldoende voor de toets.'

Welk signaalwoord zie je?

1. goed
2. toch
3. hij
4. voor

'Hij had goed geleerd. Toch had hij een onvoldoende voor de toets.'

Welk tekstverband geeft 'toch' aan?

1. opsommend
2. tegenstellend
3. redengevend
4. concluderend

Wat zijn de 4 leesstrategieën?

1. verkennend - begrijpend - zoekend - lerend
2. verkennend - nauwkeurig - begrijpend - studerend
3. verkennend - nauwkeurig - zoekend - studerend
4. verkennend - nauwkeurig - zoekend - amuserend

1.2 Lezen

• Ik kan de verschillende tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen herkennen en benoemen.
• Ik kan (onder- en boven)titels van een tekst herkennen en benoemen.
• Ik kan het onderwerp van een tekst benoemen.
• Ik kan de hoofdgedachte van een tekst formuleren.

Leerteksten: ''Tekstdoelen, tekstsoorten, tekstvormen', 'Titel(s) en onderwerp en 'Hoofdgedachte'

Wat zijn de 4 tekstdoelen?

1. informeren - overtuigen - activeren - amuseren
2. informeren - overtuigen - studeren - amuseren
3. informeren - amuseren - verkennen - activeren
4. informeren - verkennen - overtuigen - activeren

Wat is een tekstvorm van een betogende tekst?

1. krantenbericht
2. reclamefolder
3. handleiding
4. recensie

1.3 Woorden

• Ik kan de betekenis van de behandelde woorden (Woorden 1 en Woorden 2) opnoemen.
• Ik kan de behandelde woorden op de juiste manier in een zin gebruiken.

Leerteksten: 'Woorden 1' (blz. 23) en 'Woorden 2'  (blz. 24)

Wat betekent 'veelvuldig'?

1. vaak
2. soms
3. nooit
4. verkeerd

In welke zin is 'weliswaar' goed gebruikt?

1. Deze route is weliswaar korter, maar niet mooier.
2. Wat hij zegt is weliswaar, maar lang niet altijd.
3. Hij is ziek, maar hij gaat weliswaar naar het feest.
4. De agent vertelde de man dat hij weliswaar door rood was gereden.

In welke zin is 'schrijnend' goed gebruikt?

1. Er viel een schrijnende stilte toen ze haar vraag had gesteld.
2. In dat Afrikaanse land is een schrijnend tekort aan drinkwater.
3. Ze ging erg schrijnend gekleed naar het kerstfeest.
4. Achteloos deed ze haar schrijnende haar naar achteren.

1.3 Woorden

• Ik kan voor- en achtervoegsels herkennen.
• Ik kan voor- en achtervoegsels op de juiste manier aan grondwoorden toevoegen, zodat de betekenis van het grondwoord verandert.

Leerteksten: 'Voorvoegsels en achtervoegsels'  (blz. 25)

Wat is het grondwoord van 'oneerlijk'?

1. on
2. eer
3. lijk
4. oneer

Welk woord is een afleiding?

1. hopeloos
2. bankpas
3. rodekool
4. groenteboer

1.4 Grammatica

• Ik kan de zeven stappen van redekundig ontleden op de juiste manier toepassen.

Wat is de juiste volgorde van het stappenplan bij redekundig ontleden?

1. PV - WG - zinsdeelstrepen - O -LV -MV -BWB
2. PV - O - zinsdeelstrepen - WG - LV - MV - BWB
3. PV - zinsdeelstrepen - O - WG - LV - MV - BWB
4. PV - zinsdeelstrepen - WG - O - LV - MV - BWB

'Door dat gezeur zijn Pieter en Marleen eerder teruggekomen van vakantie.'

Wat is het onderwerp in deze zin?

1. Door dat gezeur
2. zijn
3. Pieter
4. Pieter en Marleen

'Door dat gezeur zijn Pieter en Marleen eerder teruggekomen van vakantie.'

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

1. Door dat gezeur
2. eerder
3. van vakantie
4. er zit geen LV in de zin

'Door dat gezeur zijn Pieter en Marleen eerder teruggekomen van vakantie.'

Wat is/zijn de bijwoordelijke bepaling(en) in deze zin?

1. Door dat gezeur
2. Door dat gezeur - eerder
3. eerder - van vakantie
4. Door dat gezeur - eerder - van vakantie

1.5 Spelling

• Ik kan de persoonsvorm tegenwoordige tijd correct spellen.
• Ik kan leestekens (. , ? ! '...') op de juiste manier in een zin gebruiken.
• Ik kan de dicteewoorden op blz. 32 correct spellen.

In welke zin is de persoonsvorm juist gespeld?

1. Hij verhuist volgende week naar Amsterdam.
2. Hij verhuisd volgende week naar Amsterdam.
3. Hij verhuisdt volgende week naar Amsterdam.
4. Hij verhuisde volgende week naar Amsterdam.

In welke zin is de persoonsvorm juist gespeld?

1. Morgen wort mijn oma tachtig.
2. Morgen word mijn oma tachtig.
3. Morgen wordt mijn oma tachtig.
4. Morgen werd mijn oma tachtig.

In welke zin staan de leestekens juist?

1. 'Het is best lastig': zei Lisa.
2. 'Het is best lastig' zei Lisa.
3. 'Het is best lastig', zei Lisa.
4. 'Het is best lastig,' zei Lisa.

Welk woord is goed gespeld?

1. garranderen
2. hijmwee
3. presidentieel
4. miniemaal

1.8 Informatie

• Ik kan informatie in een woordenboek opzoeken.