meervoud

MEERVOUD
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

MEERVOUD

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Meervoud
Om in het Engels meervoud te maken zet je in de meeste gevallen een -s achter het woord.

1 book   - 2 books
1 radio   - 2 radios
1 tree      - 2 trees
1 shoe     - 2 shoes
Let op! gebruik NOOIT 's in het Engels om meervoud aan te geven.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Uitzondering: sis-klank
Uitzonderingen:
Als een woord op een sis-klank eindigt, zet je niet -s maar -es achter het woord om er meervoud van te maken: 

1 kiss      - 2 kisses
1 box      - 2 boxes
1 match - 2 matches

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Uitzonderingen:
Als een woord op een -y eindigt dan verandert dat in -ies.
1 city       - 2 cities
1 party   - 2 parties

Uitzondering: woorden op medeklinker + y
Als een woord eindigt op medeklinker + y
dan verandert de -y in het meervoud in -ies.

                                    1 city - 2 cities
                                    1 party - 2 parties

Slide 8 - Slide

Uitzondering: -f / -fe
Woorden die eindigen op -f, krijgen in het meervoud -ves
Wolf = Wolves

woorden die eindigen op -fe krijgen in het meervoud ook -ves
knife = knives

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Uitzondering: irregular plural
Geen regels voor, dus moet je gewoon leren

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Wat is het meervoud van:
apple
A
apples
B
apple's

Slide 13 - Quiz

Wat is het meervoud van:
shoe
A
shoes
B
shoe's

Slide 14 - Quiz

Wat is het meervoud van:
box
A
boxs
B
boxes
C
box's

Slide 15 - Quiz

Wat is het meervoud van:
watch
A
watch's
B
watchs
C
watches

Slide 16 - Quiz

Wat is het meervoud van:
knife
A
knives
B
knifes
C
knife's

Slide 17 - Quiz

Wat is het meervoud van:
wolf
A
wolfs
B
wolves
C
wolfes

Slide 18 - Quiz

Wat is het meervoud van:
puppy
A
puppys
B
puppy's
C
puppies

Slide 19 - Quiz

Wat is het meervoud van:
enemy
A
enemies
B
enemy's
C
enemys

Slide 20 - Quiz

OEFENEN
Basis: Opdrachten 8 t/m 10 (blz 80 t/m 81)

Kader: Opdrachten 5 t/m 8 (blz 85 t/m 87)

Online: Unit 2 Lesson 4 Reading

Slide 21 - Slide