Start betoog

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Zorg dat je startklaar bent
Nodig deze les: lesboek Nieuw Nederlands, aantekeningenschrift, huiswerk. 
Welkom bij 
Nederlands

Slide 2 - Slide

Lesdoelen

  • Ik kijk het huiswerk na. 
  • Ik lever mijn PO in voor fictie. 
  • Ik weet wat een betoog is.
  • Ik weet de opbouw van een betoog. 
  • Ik maak een begin met de betoogserie. 
  • Ik weet wat ambiguïteit is.
  • Ik kan ambiguïteit herkennen. 

Slide 3 - Slide

H5 Formuleren opdracht 1 antw.
  • 1 E Met de lijdende vorm wordt het object van de handeling centraal gesteld.
  • 2 C Het is overduidelijk wie de handeling uitvoert.
  • 3 A Het is onbekend wie de handeling uitvoert.
  • 4 D Met de lijdende vorm wordt de handeling centraal gesteld.
  • 5 B Het is onbelangrijk wie de handeling uitvoert.
  • 6 F Met de lijdende vorm wordt onduidelijkheid vermeden.
  • 7 C Het is overduidelijk wie de handeling uitvoert.
  • 8 B Het is onbelangrijk wie de handeling uitvoert.

Slide 4 - Slide

Betoog
Schrijf 3 woorden op waar een betoog mee te maken heeft. 
1 papiertje per woord
Daarna op het bord plakken

3 min. 

timer
1:00

Slide 5 - Slide

Opbouw betoog
Feedbackformulier in je boekje

Slide 6 - Slide

Aan de slag ....
Tweetallen, 10 min. 
Instapopdracht
Daarna klassikaal bespreken

timer
1:00

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Ambiguïteit
Ambigue = dubbelzinnig 
(op meerdere manieren op te vatten door bijvoorbeeld):
  • 1) gebruik van homoniem (woord met meerdere betekenissen)
  • 2) woordgroep met meerdere betekenissen
  • 3) verschillende manieren redekundig ontleden met een andere betekenis. 
  • 4) onduidelijke verwijzing

Slide 9 - Slide

1. homoniem (woord met meerdere betekenissen)
De taxichauffeur zette zijn klanten af.

Hier kan afzetten betekenen 'afleveren', maar ook 'te veel laten betalen'.


Slide 10 - Slide

2. woordgroep met meerdere betekenissen

Het schilderij van oom Karel is gestolen.


  • Oom Karel is de eigenaar.
  • Oom Karel is op het schilderij afgebeeld.
  • Oom Karel  heeft het schilderij gemaakt.

=> ander voorbeeld op volgende slide.

Slide 11 - Slide

3. Ontleden (op verschillende manieren ontleden met verschillende betekenissen)
Ferdinand groette de man met de pet.

Twee mogelijkheden:
De man met de pet= lijdend voorwerp
anders gezegd: De man met de pet wordt gegroet door Ferdinand.

De man= lijdend voorwerp
met de pet= bijwoordelijke bepaling
Anders gezegd: Met de pet groette Ferdinand de man.

Slide 12 - Slide

Wie laat wie in de kou staan?
4. Onduidelijke verwijzing

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

PO Fictie
  • Zie beschrijving in Classroom (Dagboek, artikel, thuisopdracht)
  • Telt 1x mee
  • 21 mei inleveren via Classroom (voor 23.59 uur)
  • Maak af wat nodig is en ga daarna aan de slag met je huiswerk: opdracht 1 en 2 uit je boekje schrijfvaardigheid. 

Slide 19 - Slide