4M voorzetsels nach & zu

voorzetsels nach & zu
1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

voorzetsels nach & zu

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

voorzetsels 3 naamval

Slide 3 - Mind map

hoe vertaal je 'naar' in het Duits?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Video

Sie geht.... (naar hem)
A
nach ihn
B
zu ihn
C
nach ihm
D
zu ihm

Slide 6 - Quiz

Wir fahren ... (naar Duitsland)
A
zu Deutschland
B
nach Deutschland
C
zur Deutschland
D
nach dem Deutschland

Slide 7 - Quiz

Paris liegt ... (in Frankrijk)
A
in der Frankreich
B
im Frankreich
C
in Frankreich

Slide 8 - Quiz

Meine Eltern fliegen ... (naar Turkije)
A
nach Türkei
B
nach der Türkei
C
in Türkei
D
in die Türkei

Slide 9 - Quiz

Wir gehen heute Abend ... (naar de bioscoop)?
A
nach dem
B
in dem
C
in das
D
zu dem

Slide 10 - Quiz

Seine Großeltern fahren mit dem Zug ... (naar Nederland)
A
in die Niederlande
B
nach die Niederlanden
C
in Niederlanden
D
nach Niederlande

Slide 11 - Quiz

Am Wochenende fahren wir ... (naar het strand).
A
zu den Strand
B
nach dem Strand
C
an den Strand
D
am Strand

Slide 12 - Quiz

uit welke woorden bestaat de samentrekking 'zum' in het Duits?

Slide 13 - Open question

uit welke woorden bestaat de samentrekking 'ins' in het Duits?

Slide 14 - Open question

uit welke woorden bestaat de samentrekking 'zur' in het Duits?

Slide 15 - Open question

Ich gehe nach...
(landen in het Duits)

Slide 16 - Mind map

in
nach
zu
in
... die Disko
... Hause
...meiner
Tante
... die USA

Slide 17 - Drag question

Ich fahre nach der Schule ... (naar de supermarkt)

Slide 18 - Open question

Wir fahren in Urlaub ... (naar Oostenrijk)

Slide 19 - Open question

Nach dem Abitur fahre ich ... (naar Zwitserland) um in einem Hotel zu arbeiten.

Slide 20 - Open question

Samengevat : in/nach/zu
In het Nederlands gebruik je het voorzetsel ''naar''
als je ergens naartoe gaat.
In het Duits heb je 3 woorden voor ''naar'', namelijk
nachzu & in
''In'' gebruik je als er een lidwoord voor een land staat (in die  Niederlande, in die Schweiz, in die USA)
"nach" bij landen zonder lidw & plaatsen (nach Deutschland/ Enschede)
"zu" gebruik je bij personen (naar jou = zu dir, naar mijn tante = zu meiner Tante)


Slide 21 - Slide

timer
1:00
Wat vind je nog lastig?

Slide 22 - Mind map

Ende

Slide 23 - Slide