Kapitel 6 Lektion 5

Joejoe
Daar zijn we weer!

1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Joejoe
Daar zijn we weer!

Slide 1 - Slide

Deze week: 
We gaan aan de slag met paragraaf 5, ter voorbereiding op de toets van hoofdstuk 6. 
Een belangrijk onderdeel wordt nu besproken, dit krijg je volgend jaar weer. 

Slide 2 - Slide

Wortstellung und Konjunktionen
Onderdeel 1: voegwoorden
Wat zijn voegwoorden? Deze woorden verbinden zinnen met elkaar. Bijvoorbeeld ‘en’. Voegwoorden verbinden een hoofdzin met een hoofdzin of een hoofdzin met een bijzin.
Voorbeeld hoofdzin: Ik ben blij.
Voorbeeld bijzin: … , omdat het lekker weer is.

Slide 3 - Slide

Woordvolgorde hetzelfde als in het Nederlands.
Staat er één werkwoord in de bijzin? Dan is de woordvolgorde precies hetzelfde als in het Nederlands.

Voorbeeld:
Hij weet, of het morgen slecht weer wordt.
Er weiß, ob es morgen slechtes Wetter wird.

Slide 4 - Slide

Woordvolgorde anders dan in het Nederlands: 
In zinnen met twee of meer werkwoorden in een bijzin kan de woordvolgorde anders zijn:

Hij weet niet, of het morgen mooi weer kan worden.
Er weiß nicht, ob es morgen werden kann.

Slide 5 - Slide

Beispiele:
  • Hoofdzin + hoofdzin:
Sie sind jetzt in Italien, aber das Wetter ist leider schlecht.
  • Hoofdzin + bijzin met één werkwoord:
Ich will nicht schwimmen, wenn du nicht mitkommst.
  • Hoofdzin + bijzin met meerdere werkwoorden:
Alex kommt nicht mit, weil er am Strand liegen will.
( in het Nederlands: omdat hij op het strand wil liggen)

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Je neemt alle dia's over
Je leert voor de toets alle voegwoorden. 

Slide 10 - Slide

Een voegwoord kan een hoofdzin met een andere hoofdzin verbinden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Welke voegwoorden kunnen twee hoofdzinnen aan elkaar verbinden?
A
aber, denn, und, als, ob
B
aber, und, oder, bevor, da
C
aber, und, dass, ob, obwohl
D
aber, und, oder, deshalb

Slide 12 - Quiz

Welke voegwoorden kunnen een hoofdzin aan een bijzin verbinden:
A
aber, und, da, dass
B
als, bevor, seitdem, weil
C
denn, und, als, bevor
D
da, dass, ob, wenn

Slide 13 - Quiz

In bijzinnen staat de persoonsvorm in het Duits achteraan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Er singt ein Lied .... wir hören zu.
A
da
B
dass
C
oder
D
und

Slide 15 - Quiz

Sie macht immer die Hausaufgaben ...... sie will gute Noten bekommen.
A
trotzdem
B
aber
C
oder
D
denn

Slide 16 - Quiz

Ich kaufe einen Laptop, ........ der alte Laptop kaputt ist.
A
ob
B
oder
C
weil
D
denn

Slide 17 - Quiz

Wir müssen zuerst die Aufgaben machen, ....... wir ins Kino gehen wollen.
A
und
B
bevor
C
während
D
ob

Slide 18 - Quiz

Huiswerk: 
Paragraaf 5!

Slide 19 - Slide