1abe: wwspelling H2

Nederlands
PV schrijven in de TT zwakke werkwoorden
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Nederlands
PV schrijven in de TT zwakke werkwoorden

Slide 1 - Slide

weet je nog? (tip: lopen invullen)

Slide 2 - Slide

de boer (voeden) zijn dieren.
A
voet
B
voed
C
voedt
D
voetd

Slide 3 - Quiz

(rijden) jij met mij mee naar huis?
A
rijt
B
rij
C
rijd
D
rijdt

Slide 4 - Quiz

(vinden) je moeder het leuk hier?
A
vindt
B
vind
C
vint
D
vintd

Slide 5 - Quiz

(raden) je het goede getal?
A
Raad
B
Raat
C
Raadt
D
Raatd

Slide 6 - Quiz

Je (branden) je vinger aan de vlam.
A
brand
B
brant
C
brandt
D
brantd

Slide 7 - Quiz

Bekijk de startopdracht (blz. 66). Wat is het verschil in betekenis tussen:

1: De meeste mensen raden de oplossing van dit raadsel niet.
2: De meeste mensen raadden de oplossing van dit raadsel niet.

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

Sleep de werkwoorden naar de juiste categorie
Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
WORDEN
ZINGEN
LOPEN
FIETSEN
SPELEN
KLAPPEN

Slide 10 - Drag question

Slide 11 - Video

De pv verleden tijd, enkelvoud van
BEMINNEN
is

Slide 12 - Open question

De pv verleden tijd, enkelvoud van
CRASHEN
is

Slide 13 - Open question

De pv verleden tijd, enkelvoud van
DURVEN
is

Slide 14 - Open question

De pv verleden tijd, enkelvoud van
KRABBEN
is

Slide 15 - Open question

De pv verleden tijd, enkelvoud van
RACEN
is

Slide 16 - Open question

De pv verleden tijd, enkelvoud van
SHOWEN
is

Slide 17 - Open question

De pv verleden tijd, enkelvoud van
VERBAZEN
is

Slide 18 - Open question

Ik (redden) het kleine kind gisteren uit het water.

Slide 19 - Open question

Hij (zetten) zijn kopje toen op tafel.

Slide 20 - Open question

Zij (lachen) zich helemaal slap.

Slide 21 - Open question

De mannen (baden) in het zweet bij de marathon van vorige week.

Slide 22 - Open question

De kinderen (rennen) naar hun vader, die stond te wachten.

Slide 23 - Open question

Wij (loten) wie de afwas moest doen.

Slide 24 - Open question

(maken) nu paragraaf 8. ;-)

Slide 25 - Open question