Proeftoets zinsontleding

Formatieve evaluatie  zinsontleding
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Formatieve evaluatie  zinsontleding

Slide 1 - Slide

Uitleg opdracht (formatief)
Let op: je maakt een formatieve evaluatie zinsontleding. Dit betekent dat je er geen cijfer voor krijgt, maar ik test wel jouw kennis van zinsdelen. 

De vragen gaan over:
- persoonsvorm            - lijdend voorwerp                  
- onderwerp                    - meewerkend voorwerp   

Slide 2 - Slide

Zin 1
Luke en Thomas hebben de brommer van Yvette gekocht.

Let op: zit een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje (-)

Slide 3 - Slide

Luke en Thomas hebben de brommer van Yvette gekocht.

Wat is de persoonsvorm?

Slide 4 - Open question

Luke en Thomas hebben de brommer van Yvette gekocht.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 5 - Open question

Luke en Thomas hebben de brommer van Yvette gekocht.

Wat is het onderwerp?

Slide 6 - Open question

Luke en Thomas hebben de brommer van Yvette gekocht.

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 7 - Open question

Luke en Thomas hebben de brommer van Yvette gekocht.

Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 8 - Open question

Zin 2
Hans heeft vandaag een bosje bloemen voor zijn oma gekocht.

Let op: zit een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje (-)

Slide 9 - Slide

Hans heeft vandaag een bosje bloemen voor zijn oma gekocht.

Wat is de persoonsvorm?

Slide 10 - Open question

Hans heeft vandaag een bosje bloemen voor zijn oma gekocht.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 11 - Open question

Hans heeft vandaag een bosje bloemen voor zijn oma gekocht.

Wat is het onderwerp?

Slide 12 - Open question

Hans heeft vandaag een bosje bloemen voor zijn oma gekocht.

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 13 - Open question

Hans heeft vandaag een bosje bloemen voor zijn oma gekocht.

Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 14 - Open question

Zin 3
De meeste druiven komen uit Frankrijk.

Let op: zit een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje (-)

Slide 15 - Slide

De meeste druiven komen uit Frankrijk.

Wat is de persoonsvorm?

Slide 16 - Open question

De meeste druiven komen uit Frankrijk.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 17 - Open question

De meeste druiven komen uit Frankrijk.

Wat is het onderwerp?

Slide 18 - Open question

De meeste druiven komen uit Frankrijk.

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 19 - Open question

De meeste druiven komen uit Frankrijk.

Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 20 - Open question

Zin 4
Jeroen maakt vandaag zijn huiswerk niet af.

Let op: zit een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje (-)

Slide 21 - Slide

Jeroen maakt vandaag zijn huiswerk niet af.

Wat is de persoonsvorm?

Slide 22 - Open question

Jeroen maakt vandaag zijn huiswerk niet af.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 23 - Open question

Jeroen maakt vandaag zijn huiswerk niet af.

Wat is het onderwerp?

Slide 24 - Open question

Jeroen maakt vandaag zijn huiswerk niet af.

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 25 - Open question

Jeroen maakt vandaag zijn huiswerk niet af.

Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 26 - Open question

Zin 5
In de vakantie hebben alle leerlingen de huiswerkopdrachten niet gemaakt. 

Let op: zit een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje (-)

Slide 27 - Slide

In de vakantie hebben alle leerlingen de huiswerkopdrachten niet gemaakt.

Wat is de persoonsvorm?

Slide 28 - Open question

In de vakantie hebben alle leerlingen de huiswerkopdrachten niet gemaakt.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 29 - Open question

In de vakantie hebben alle leerlingen de huiswerkopdrachten niet gemaakt.

Wat is het onderwerp?

Slide 30 - Open question

In de vakantie hebben alle leerlingen de huiswerkopdrachten niet gemaakt.

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 31 - Open question

In de vakantie hebben alle leerlingen de huiswerkopdrachten niet gemaakt.

Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 32 - Open question