Pistrina nakijken

1 / 12
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

In deze les...
  1. Herhaling A.c.I.
  2. Nakijken 2e deel Pistrina
  3. Afsluiting

Slide 2 - Slide

Geef de A.c.I. in de volgende zin:
Ik zie de ezels rondlopen

A
ik
B
zie
C
de ezels
D
rondlopen

Slide 3 - Quiz

Video asini ambulavisse
A
ik zie dat de ezels rondlopen
B
Ik zie dat de ezels rondliepen
C
Ik zag dat de ezels rondliepen
D
Ik zag dat de ezels hadden rondgelopen

Slide 4 - Quiz

Audio puellas vocare
A
ik hoor dat de meisjes roepen
B
ik hoor dat de meisjes riepen
C
ik hoorde dat de meisjes riepen
D
ik hoorde dat de meisjes hadden geroepen

Slide 5 - Quiz

Een infinitivus perfectum vertaal je...

A
voortijdig
B
gelijktijdig

Slide 6 - Quiz

Welke vertaling is juist?
Puella dicit se intrare:

A
het meisje zegt dat hij binnenkomt
B
het meisje zegt dat zij binnenkomt

Slide 7 - Quiz

Welke vertaling is juist?
Pueri dicunt se intrare:

A
de jongens zeggen dat hij binnenkomt
B
de jongens zeggen dat zij binnenkomt
C
de jongens zeggen dat zij binnenkomen

Slide 8 - Quiz

16. Dominus respondit me omnium animalium
17. ad opus esse aptissimum. Ergo me pistor emere
18. constituit. Numquam pistorem piguit eum me
19. emisse. Mene piget pistorem me secum duxisse?

  • 16. De meester antwoordde dat ik van alle dieren
  • 17. het meest geschikt was voor het werk. Dus besloot de bakker mij
  • 18. te kopen. Nooit heeft de meester spijt gehad dat hij mij
  • 19. had gekocht. Spijt het mij dat de bakker mij met zich mee heeft genomen?

Slide 9 - Slide

20. Dubito. Pistor est vir lenis, qui bene me curat.
21. Praeterea credo pistorem vero amplum officium
22. mihi commisisse. Si enim ego desino mola
23. frumentum molere, pistor panem coquere non
24. iam potest. Neque vivere sine pane potest populus.


  • 20. Ik twijfel. De bakker is een milde man, die goed voor me zorgt.
  • 21. Bovendien geloof ik dat de bakker mij inderdaad een belangrijke taak
  • 22. heeft toevertrouwd. Want als ik ophoud met de molensteen
  • 23. graan te malen, kan de bakker geen brood
  • 24. meer bakken. En zonder brood kan het volk niet leven.

Slide 10 - Slide

25. Tamen vita mihi difficilis est. Quamquam semper
26. laboro, nemo me laudat. Gravis trabs molae
27. semper collum premit, saepe etiam collum
28. vulnerat. Novi autem querelas haud prodesse.
29. Vita nobis dat bona tempora, mala tempora. Per
30. tempora peiora me iuvat cogitare de melioribus
31. temporibus. Memini solem semper luxisse…’



  • 25. Toch is het leven moeilijk voor mij. Hoewel ik altijd
  • 26. werk, prijst niemand mij. De zware balk van de molensteen
  • 27. drukt altijd op mijn nek, vaak verwondt hij zelfs
  • 28. mijn nek. Maar ik weet dat klachten helemaal niet helpen.
  • 29. Het leven geeft ons goede tijden en slechte tijden. Gedurende
  • 30. de slechtere tijden doet het mij plezier te denken aan de betere
  • 31. tijden. Ik herinner mij dat de zon scheen…'

Slide 11 - Slide

Afsluiting:
  1. Hoe wordt Aiax behandeld?
  2. Is de bakker blij met Aiax?
  3. Hoe denkt Aiax over het werk dat hij doet?
  4. In de laatste zin wordt regel 5 herhaald. Welke grap wil de schrijver hiermee maken?

Slide 12 - Slide