Herken je aan:
* kunnen zelfstandig (alleen) in een zin staan.
(lopen-huilen-rennen-vliegen).
* Kan nooit worden weggelaten uit een zin.
* als er meerdere werkwoorden in de zin staan is er altijd maar 1 zelfstandig werkwoord. ZWW staat dan altijd (een beetje) aan het einde van de zin.
zww
(De hond heeft gisteren buiten gespeeld).