10 maart Grammatica Lijdend voorwerp en woordsoorten

donderdag


Tot 12.30 uur les!

Sorry...
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

donderdag


Tot 12.30 uur les!

Sorry...

Slide 1 - Slide

Grammatica 
Herhaling 
- lijdend voorwerp
- woordsoorten



Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Je kunt het lijdend voorwerp aanwijzen in de zin. 
  • Je kunt de woordsoorten aanwijzen in de zin. 

Slide 3 - Slide

Neem de zin over en noteer de pv, wg, ow, lv
  1. Een enorme pluchen rat heeft in Mexico-Stad een rioolverstopping veroorzaakt.

Slide 4 - Slide

  1. Waarom wil jij de tent met mij opzetten?

Slide 5 - Slide

  1. De kinderen zijn gisteren van het klimrek gevallen. 

Slide 6 - Slide

Ik kan de zinsdelen van een zin herkennen en benoemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 7 - Poll

filmpje Nieuw Nederlands

Slide 8 - Slide

Voorzetsels
- zijn kleine woordjes (op, boven, onder, van, met, etc.)
- geven een plaats (naast, onder, in, ...), tijd (na, tijdens,) of reden (vanwege) aan.

Slide 9 - Slide

Hoeveel voorzetsels staan in deze zin?

Morgen gaat Tatum op de fiets naar het park.
A
1
B
2
C
3
D
Geen

Slide 10 - Quiz

In de volgende zin staan … voorzetsels

Met blote voeten loop ik door het warme zand.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quiz

De rode kater heeft het zielige vogeltje opgegeten.
In deze zin staan geen voorzetsels.

A
dat klopt
B
dat klopt niet

Slide 12 - Quiz

Vaste voorzetsels
- Voorzetsels die je niet kunt vervangen.
- Deze voorzetsels horen bij een werkwoord.

Voorbeelden
Wij houden van chocola.
Ben besteedt niet veel tijd aan zijn huiswerk.

Slide 13 - Slide

Vaste voorzetsels (vervolg)
Verwar vaste voorzetsels niet met splitsbare werkwoorden:

De trainer legt de wedstrijdregels uit.   ( = uitleggen)
'uit' is hier geen vz, maar een deel van het werkwoord.


Slide 14 - Slide

Vaste voorzetsels
Heb jij interesse ...... die nieuwe fiets?
A
voor
B
op
C
aan
D
in

Slide 15 - Quiz

Vaste voorzetsels
Hij moest erg lachen .... die grappige filmpjes
A
over
B
met
C
om
D
tegen

Slide 16 - Quiz

zelf aan de slag
Maak opdracht 3 (blz. 213)


timer
1:00

Slide 17 - Slide

woordsoorten
lidwoorden
zelfstandig naamwoorden
werkwoorden
voorzetsels - vast voorzetsel
bijvoeglijk naamwoorden
stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden

Slide 18 - Slide

Noteer de woordsoort van de dikgedrukte woorden. Kies uit: ww, blw, olw, zn, bn, st. bn, vz en vast vz.
a Geloof je alles wat je hoort op de radio of televisie?
b We gaan een linnen dekbed uitkiezen op internet.
c Ik ben nieuwsgierig naar zijn volgende e-mail.
d “Tot vanavond!” riep Aniek toen ze naar buiten rende.
e Yarin maakte zich geen zorgen over zijn toekomst.

Slide 19 - Slide

Ik kan de woordsoorten in een zin herkennen en benoemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Wat ga je doen om een
voldoende te halen?

Slide 21 - Mind map

extra oefenen?
woensdag: 8e uur (na ons mentoruur)

Slide 22 - Slide