H3 plaats bijvoeglijk nw

De plaats van het bijvoeglijk nw
Wat weet je na deze les?
- welke bijvoeglijke naamwoorden er vóór het zelfstandig naamwoord komen.
- welke bijvoeglijke naamwoorden er áchter het zelfstandige naamwoord komen.

DIT STAAT IN BRON D OP BLZ 30 VAN JE TB
1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

De plaats van het bijvoeglijk nw
Wat weet je na deze les?
- welke bijvoeglijke naamwoorden er vóór het zelfstandig naamwoord komen.
- welke bijvoeglijke naamwoorden er áchter het zelfstandige naamwoord komen.

DIT STAAT IN BRON D OP BLZ 30 VAN JE TB

Slide 1 - Slide

Bijvoeglijke nw die vóór het zelfstandig nw staan.
poco/a
weinig/beetje
Tengo pocos amigos.
medio/a
halve
Quiero medio kilo de patatas
otro/a
nog een/een andere
¿Quieres otra coca cola?
mucho/a
veel
Tenemos muchos libros.
demasiado/a
te veel
Tienes demasiada ropa. 

Slide 2 - Slide

Bijvoeglijke nw die áchter het zelfst nw staan.

Alle overige bijvoeglijke naamwoorden die GEEN hoeveelheid aangeven komen áchter het zelfst nw. 
Las casas bonitas, las playas grandes etc.
LET OP: muy  is GEEN bijvoeglijk nw, dit is een bijwoord.
Es un chico muy guapo. Muy zegt iets over guapo en niet over un chico.

Slide 3 - Slide

Opdracht 13 pagina 98
1. En las rebajas hay......en las tiendas.
A
mucha gente
B
gente mucha

Slide 4 - Quiz

2. Mis padres viven en una______
A
blanca casa
B
casa blanca

Slide 5 - Quiz

3. No tengo_______dinero____para comprar ropa.
A
mucho dinero
B
dinero mucho

Slide 6 - Quiz

4. He comprado______kilo______de naranjas.
A
medio kilo
B
kilo medio

Slide 7 - Quiz

5. Los______vaqueros______siempre están de moda.
A
azules vaqueros
B
vaqueros azules

Slide 8 - Quiz

6. Paco lleva unas_____gafas______.
A
gafas modernas
B
modernas gafas

Slide 9 - Quiz

Opdracht 13b
1. Tenemos las zapatillas en (andere)_____colores______.
A
colores otros
B
otras colores
C
otros colores
D
colores otro

Slide 10 - Quiz

2. Siempre lleva mucha (sportieve)_______ropa_______.
A
deportiva ropa
B
deportivo ropa
C
ropa deportivo
D
ropa deportiva

Slide 11 - Quiz

3. Tengo ( te veel) ________pantalones________.
A
demasiados pantalones
B
pantalones demasiados
C
demasiadas pantalones
D
pantalones demasiadas

Slide 12 - Quiz

4. Tenemos (veel)_____deberes______para mañana.
A
deberes muchos
B
muchos deberes
C
muchas deberes
D
deberes muchas

Slide 13 - Quiz

5. Jorge tiene (weinig)_______amigas_____de Holanda.
A
pocas amigas
B
amigas pocas
C
pocos amigos
D
amigos pocos

Slide 14 - Quiz

6. En la tienda nueva, he comprado una (goedkoop)______camiseta_______.
A
barata camiseta
B
barato camiseta
C
camiseta barato
D
camiseta barata

Slide 15 - Quiz

Huiswerk voor de volgende les
Opdracht 12 t/m 14 afmaken
Ben je klaar?
Lees bron E en maak opdracht 16ab + 17

Slide 16 - Slide

Opdracht 13C
Vraag 1

Slide 17 - Open question

Opdracht 13C
Vraag 2

Slide 18 - Open question

Opdracht 13C
Vraag 3

Slide 19 - Open question

Opdracht 13C
Vraag 4

Slide 20 - Open question

Opdracht 13C
Vraag 5

Slide 21 - Open question

Opdracht 13C
Vraag 6

Slide 22 - Open question