Grammatica - zinsdelen

Grammatica - zinsdelen
  • Ga rustig zitten op je vaste plek. 
  • Tas op de grond. 
  • Spullen voor Nederlands klaarleggen. 
  • Pak je leesboek en ga lezen. 

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammatica - zinsdelen
  • Ga rustig zitten op je vaste plek. 
  • Tas op de grond. 
  • Spullen voor Nederlands klaarleggen. 
  • Pak je leesboek en ga lezen. 

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Je weet wat zinsdelen zijn en hoe je de pv, het ww gezegde en het onderwerp vindt.

Slide 2 - Slide

Planning
  • Lezen
  • Bespreken huiswerk opdracht 4 & 5
  • Uitleg zinsdelen
  • Maken huiswerk opdracht 12, 13, 14 & 15 
  • Evaluatie

Slide 3 - Slide

Weet je het nog?
Hoe vind je de pv in de zin?

Slide 4 - Open question

Op welke twee manieren kun je achter de pv van de volgende zin komen?
1. Michelle wil graag het winnende doelpunt scoren.
A
Door er een vraagzin van te maken
B
Door de vraagzin en de zinsontleding toe te passen
C
Door winnende te vervangen door verliezende
D
Door de getalproef en de tijdproef toe te passen.

Slide 5 - Quiz

Waaruit bestaat het werkwoordelijk gezegde van de volgende zin?
Michelle wil graag het winnende doelpunt scoren.

Slide 6 - Open question

Welke vraag stel je om het onderwerp van een zin te vinden?

Slide 7 - Open question

Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Michelle wil graag het winnende doelpunt scoren.

Slide 8 - Open question

Noteer de werkwoorden uit de volgende zin en schrijf de werkwoordsvorm erbij.
Het boek 'Radeloos' heb ik met veel plezier gelezen.

Slide 9 - Open question

Noteer de werkwoorden uit de volgende zin en schrijf de werkwoordsvorm erbij.
Paco heeft veel schuldgevoelens en Yara voelt zich erg onzeker

Slide 10 - Open question

Noteer het ww gez en het onderwerp uit de volgende zin:
De personen zijn allemaal levensecht beschreven.

Slide 11 - Open question

Zinsdeel bestaat uit twee delen
  • een deel dat zegt wat de handeling is. (=ww gez)
  • een deel dat  zegt wie/ wat de handeling uitvoert. (=ond)

Slide 12 - Slide

vb. Rob geeft
geeft = de handeling
Rob = voert de handeling uit.

Slide 13 - Slide

Dit kun je uitbreiden met meer informatie....

Rob geeft / wat? / aan wie?/ wanneer?/ waar?/ hoe?

Slide 14 - Slide

Maak nu zelf opgave 12, 13, 14 en 15
(blz. 64)
timer
15:00

Slide 15 - Slide

Elk zinsdeel
  • kan uit één of meerdere woorden bestaan.
  • heeft een betekenis.
Een zinsdeel kan laten weten wat er gebeurt, met wie of wat, wanneer iets gebeurt, waarom iets gebeurt en hoe iets gebeurt. 

Slide 16 - Slide

Hoe vind je de pv?

Slide 17 - Mind map

Hoe vind je het ww gez?

Slide 18 - Mind map

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 19 - Mind map

Wat is een zinsdeel?

Slide 20 - Mind map

Slide 21 - Slide

Huiswerk Vrijdag

Maken opdracht 12, 13, 14 & 15
1V1 = 6e uur
1V5 = 4e uur

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Link