Mens en Omgeving Hoofdstuk 1 nakijken

Mens en Omgeving Hoofdstuk 1
1 / 24
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Mens en Omgeving Hoofdstuk 1

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wat zijn belangrijke competenties?
Noem er eens 1:

Slide 3 - Open question

non-verbale communicatie
verbale communicatie

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Wat is non-verbale communicatie?
A
Wat je zegt
B
Je lichaamstaal

Slide 6 - Quiz

Verbale communicatie
A
Dit is door middel van geen woorden te gebruiken
B
Dit is door middel van je handen te gebruiken
C
Dit is door middel van observeren
D
Dit is door middel van gesproken of geschreven woorden

Slide 7 - Quiz

Verbale communicatie 
Non-Verbale communicatie

Slide 8 - Drag question

Slide 9 - Video

Wat wordt bedoeld met de basis van de hygiëne in de keuken is de persoonlijke hygiëne?
A
Voorkomt dat bacteriën in eten en drinken terecht komen drinkenterechtkomen
B
Je moet er leuk en aantrekkelijk uitzien
C
Voordat je keuken ingaat haren kammen
D
Je moet voordat je de keuken ingaat douchen

Slide 10 - Quiz

Wat is hygiëne?
A
Tegengaan van acne
B
Ontsmetten met alcohol
C
Tegengaan verspreiding van ziekteverwekkers
D
Tegengaan van vieze luchtjes, zoals zweet

Slide 11 - Quiz

Wat betekent de afkorting HDL:
A
Hele dag luieren
B
Huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen
C
Huis-Dier-Leven
D
Huishoudelijk-Dozen-Levernsverrichtingen

Slide 12 - Quiz

Noem 2 beschermingsmiddelen wanneer je schoonmaakt of onderhoudstaken uitvoert:

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Video

Voorbeelden van persoonlijke hygiëne:
A
Haren vast, hand en polssieraden af en daarna handen wassen
B
Haren vast en aan de slag
C
Handen wassen en nog even snel naar het toilet
D
Sieraden af

Slide 15 - Quiz

Textiel is
A
Een kledingstuk met polyester
B
(geweven) Stof
C
Een wasmiddel op biologische wijze
D
Een kledingstuk voor kinderen vanaf 4

Slide 16 - Quiz

Textiel/Kleding heeft verschillende functies, welke functies?

Slide 17 - Open question

Een baliemedewerker moet representatief zijn. Wat betekent ‘Representatief’?
A
Dat je aardig en klantvriendelijk bent
B
Dat je de omgangsregels die gelden in het bedrijf kunt toepassen.
C
Dat je schone en nette kleding draagt.
D
Dat je met je uiterlijk en gedrag laat zien dat je bij het bedrijf hoort.

Slide 18 - Quiz

Iemand solliciteert als baliemedewerker, wie is representatief?
A
B
C

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Video

Waarom dragen we bedrijfskleding, wat is het doel? (Blz 33)

Slide 21 - Mind map

Wat is Telemedicine?:
A
Artsen geven medicijnen
B
Verpleegkundigen hoeven geen handen meer te wassen
C
Artsen kunnen via beeld met patiënten praten
D
Een ander woord voor medicijnen

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Video

Waar moet je rekening mee houden als je een ruimte gaat inrichten voor iemand?
(Blz 36 en 37)

Slide 24 - Mind map