H3 - Week 4 - les 2 - Spelling H3

Welkom!
Nederlands 
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Nederlands 
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Slide 1 - Slide

- Welkom
- Spelling H3 - werkwoorden
- Aan de slag!

Doel:
- Je schrijft getallen op de juiste manier
- Je kiest op het juiste moment voor -ei- of -ij-
- Je gebruikt de juiste verkleinwoorden
- Je maakt de juiste keuze bij werkwoorden
Vandaag in de les:

Slide 2 - Slide

Allemaal herhaling, waar moet je op letten:

- In welke tijd staat een zin?
- Om hoeveel personen gaat het werkwoord?
- Is het de persoonsvorm? (of voltooid deelwoord, bijvoeg. naamwoord)
- Wat is de stam van het werkwoord?
Spelling werkwoorden:

Slide 3 - Slide

Vul in : (let op vt)
Tot vorige week kon je op school gratis .....(printen), maar de schoolleiding heeft hier inmiddels een stokje voor .... (steken)

Slide 4 - Open question

Tot vorige week kon je op school gratis printen, maar de schoolleiding heeft hier inmiddels een stokje voor gestoken.


- In welke tijd staat een zin?
- Om hoeveel personen gaat het werkwoord?
- Is het de persoonsvorm? (of voltooid deelwoord, bijvoeg. naamwoord etc.)
- Wat is de stam van het werkwoord?
Spelling werkwoorden:
Infinitief
Voltooid deelwoord

Sterk werkwoord -en
persoonsvorm

Slide 5 - Slide

Vul in: (let op, VT)
Famke ... (hechten) erg aan haar omafiets, maar ... (zwichten) toch voor een scooter toen ze 16 werd.

Slide 6 - Open question

Famke hechtte erg aan haar omafiets, maar zwichtte toch voor een scooter toen ze 16 werd.


- In welke tijd staat een zin?
- Om hoeveel personen gaat het werkwoord?
- Is het de persoonsvorm? (of voltooid deelwoord, bijvoeg. naamwoord)
- Wat is de stam van het werkwoord?
Spelling werkwoorden:
persoonvorm vt
Stam + te
hecht + te
persoonvorm vt
Stam + te
zwicht + te

Slide 7 - Slide

Vul in: (let op, VT)
De brandweer .... (inspecteren) het .... (verwoesten) appartement om de oorzaak van de brand te kunnen achterhalen

Slide 8 - Open question

De brandweer inspecteerde het verwoeste appartement om de oorzaak van de brand te kunnen achterhalen

- In welke tijd staat een zin?
- Om hoeveel personen gaat het werkwoord?
- Is het de persoonsvorm? (of voltooid deelwoord, bijvoeg. naamwoord)
- Wat is de stam van het werkwoord?
Spelling werkwoorden:
persoonvorm vt 
Stam + de (enkelv.)
inspecteer + de
bijvoeglijk naamwoord
=
zo kort mogelijk

Slide 9 - Slide

Stillezen
timer
7:00

Slide 10 - Slide

Wanneer schrijf je een getal uit:
- getallen onder de twintig
- tientallen tot honderd
- honderdtallen tot duizend
- duizendtallen tot tienduizend
- voor de getallen honderdduizend, miljoen, miljard en biljoen
- rangtelwoorden van alles hierboven
Getallen: uitschrijven of niet?
Dit is dus wanneer je een tekst schrijft!

Op een rekening o.i.d kun je gewoon cijfers gebruiken.

Slide 11 - Slide

Wanneer schrijf je een getal NIET uit:
- getallen boven de twintig, die dus niet rond zijn
- maten, gewichten, data, exacte tijdstippen (mijn afspraak is om één uur, mijn afspraak is om 12.55u)
Getallen: uitschrijven of niet?

Slide 12 - Slide

Uitzonderingen:
- breuken schrijf je los, behalve als het een samenstelling is: één derde -> eenderdeminderheid
- Als er verschillende schrijfwijzen zouden komen kies je ervoor om cijfers te gebruiken. 
- let op klinkerbotsingen: drieënhalf
Getallen: uitschrijven of niet?

Slide 13 - Slide

Wie weet er het meeste van het nieuws?
Nieuwsquiz

Slide 14 - Slide

Wat: Eigen leerlijnen spelling H3
- getallen (en ei-ij + verkleinwoorden)
- werkwoorden (hier oefenen we de volgende les ook nog mee)
Wanneer: Deze week (week 4)
Hoe: Werk netjes en maak het heel bewust, dan onthoudt je het meeste. 

Blijf wel in de meet, maar je geluid en je camera mogen uit. De docent blijft aanwezig om vragen te stellen.

Succes!
Aan de slag:

Slide 15 - Slide

(donderdagmiddag)
6 ll klaar, iedereen begonnen

Britt, Dinan, Mika, Jari, Timon D, Ryan, Timon K,  Adam, Micha, Benjamin, Michaël, Marit - maak je werk af!
Overzicht werk TH3A:

Slide 16 - Slide

twee verschillende manieren:
woordjes en  uitdrukkingen + betekenissen
Oefenen met quizlet live!

Slide 17 - Slide

Hij gaat heel creatief met de waarheid om.
Het plussize model heeft een volslank figuur.
Ik moet even naar het kleinste kamertje.
Het konijn heeft een aanvaring met een vrachtwagen gehad. 

Iets 'zachter' zeggen, zodat de boodschap minder hard overkomt. 

Eufemisme
Nieuwe stijlfiguren:

Slide 18 - Slide

Welk stijlfiguur zit er in de zin?

Hij heeft me een zee van bloemen gestuurd
A
eufemisme
B
hyperbool
C
understatement
D
vergelijking

Slide 19 - Quiz

Welk stijlfiguur zit er in de zin?

De grote voetballer is niet meer onder ons
A
eufemisme
B
hyperbool
C
understatement
D
vergelijking

Slide 20 - Quiz