Leesvaardigheid betoog

Leesvaardigheid
Betoog
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Leesvaardigheid
Betoog

Slide 1 - Slide

Nakijken huiswerk
Opdracht 5
Bijvoorbeeld: De korpschef van de Nationale Politie vindt dat de politie niet structureel discrimineert, maar volgens Amnesty International worden mensen met een andere huidskleur vaker gecontroleerd dan anderen. Eerdere waarschuwingen van VN- en Europese organisaties wijzen in dezelfde richting.

Slide 2 - Slide

Nakijken huiswerk
Opdracht 6
a. Het maken van ongewenst onderscheid tussen mensen op basis van afkomst, ras of godsdienst.
b. Aan de orde stellen.
c. Op basis van afkomst eruit pikken
d. Vaker
e. Bijvoorbeeld: uit voorzorg controleren of iemand verboden waar bij zich heeft.


Slide 3 - Slide

Nakijken huiswerk 
Opdracht 6 (vervolg)
f. Bevolkingsgroep die oorspronkelijk afkomstig is uit een ander land. Bij. Marokkaanse Nederlanders.
g. 2 op een manier die steeds terugkomt
h. Trainen
i. Leerling, stagaire
j. Onverdraagzaamheid

Slide 4 - Slide

Leerdoelen 
- Je weet wat het doel van een betoog is.
- Je weet hoe een betoog is opgebouwd. 
- Je weet wat een feit is.
- Je weet wat een mening is.
- Je herkent een redengevend tekstverband en weet welke signaalwoorden bij dit verband horen.
- Je herkent een concluderend tekstverband en weet welke signaalwoorden bij dit verband horen.


Slide 5 - Slide

Wat is een betoog?
- De schrijver geeft zijn mening over een bepaald onderwerp
- De schrijver wil je overtuigen van zijn mening d.m.v. argumenten
- Betogen hebben een driedeling:
inleiding: mening 
kern: argumenten
slot: conclusie / samenvatting

Slide 6 - Slide

Wat is het doel van een betoog?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 7 - Quiz

In welk deel van een betoog staan de argumenten?
A
inleiding
B
kern
C
slot

Slide 8 - Quiz

Wat is het argument?
1a Alle presentatoren zijn knalgoed.
b Radio 3FM is mijn favoriete zender.

2a Jongeren die overlast geven, moeten stevig worden aangepakt.
b Anders wordt deze buurt onleefbaar.

3a WAV heeft al weer een trainer ontslagen.
b Het gaat snel bergafwaarts met WAV.

Slide 9 - Slide

feiten en meningen
Feit = iets wat werkelijk zo is of wat werkelijk gebeurd is. 
         = kun je controleren

Mening = wat een persoon ergens van vindt. 
                 = verschillen vaak. 
                 = standpunt, oordeel, opinie, opvatting.

Slide 10 - Slide

Feit
Mening

Ik vind dat in Nederland veel heuvels voorkomen.

Limburg heeft heuvels, Groningen is helemaal vlak.

Een fluohesje dragen in het verkeer is veilig.
 
Een bezoek aan een museum is altijd boeiend.

Wat een prachtig doelpunt!

Jeroen zegt dat Nederlands een ontzettend saai vak is.

Slide 11 - Drag question

Redengevend verband
Wouter heeft zich ingeschreven op een sportschool, want hij wil er goed uitzien op het komende brugklasfeest.

Signaalwoorden: want, omdat, daarom, immers, namelijk

Slide 12 - Slide

Concluderend verband
Anja heeft zich acrylnagels aan laten meten. Ze is dus helemaal klaar voor het slotfeest.

dus, dan ook, hieruit, volgt, de slotsom is, concluderend

Slide 13 - Slide

Het signaalwoord 'daarom' hoort bij een ...
A
redengevend verband
B
concluderend verband

Slide 14 - Quiz

Leerdoelen 
- Je weet wat het doel van een betoog is.
- Je weet hoe een betoog is opgebouwd. 
- Je weet wat een feit is.
- Je weet wat een mening is.
- Je herkent een redengevend tekstverband en weet welke signaalwoorden bij dit verband horen.
- Je herkent een concluderend tekstverband en weet welke signaalwoorden bij dit verband horen.


Slide 15 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 16 - Open question

En nu?
  x

Huiswerk voor dinsdag 16 juni: maak van par. 5.2 opdracht 13 t/m 18, via de computer/ vergeet niet te formuleren
Huiswerk voor maandag 22 juni: inleveren PowerPoint Fictie

Slide 17 - Slide