4.3 Geslachtshormonen

1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Binas 89A en 89C rechts onderaan. Bekijk deze goed!

Slide 3 - Slide

Binas 86C bovenste deel. Vergelijk de pijlen en plaatjes met de teksten over FSH/LH in Binas 89A  

Slide 4 - Slide

Binas 86C onderste deel. Vergelijk de pijlen en plaatjes met Binas 89A over oestrogeen en progesteron

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Zwangerschapshormoon HCG
Vlokken maken HCG

2 effecten:
1) Voorkomt rijpen nieuwe eicel
2) Baarmoederslijmvlies wordt niet afgestoten


Zwangerschapstest berust op het aantonen van dit zwangerschapshormoon.

Slide 8 - Slide

HCG
zonder HCG                                             met HCG

Slide 9 - Slide

Positieve feedback: oxytocine
Als de baby volgroeid is wordt door de hypofyse oxytocine (ocytocine) afgegeven waardoor de weeën beginnen. Omdat de baarmoederwand samentrekt duwt het hoofdje van de baby op de baarmoedermond waardoor nog meer oxytocine wordt geproduceerd en er meer weeën volgen. Omdat het steeds meer wordt noemen we dit een voorbeeld van positieve terugkoppeling.
Ook de melkgift wordt door oxytocine geregeld. Doordat de baby drinkt wordt meer oxytocine gemaakt en ook meer melk gevormd

Slide 10 - Slide

Oxytocine: Positieve feedback
Positieve feedback!

Slide 11 - Slide

Melkvorming door prolactine 
 Hormonen spelen een rol bij borstvoeding:
- prolactine > melkvorming
- oxytocine > melkafgifte
Beiden gemaakt door de hypofyse: zie Binas 89A
Stopt de borstvoeding,  geen stimulatie,  geen prolactine en geen oxytocine dus stopt de melkvorming.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

     Vragen maken
Je gaat een paar vragen maken om te kijken of je de uitleg begrijpt. Gebruik Binas 86C (E) en 89A (C) om de vragen te beantwoorden.

Slide 16 - Slide

Testosteron wordt gemaakt in ...
A
de hypofyse
B
de teelballen
C
de eierstokken

Slide 17 - Quiz

Welke hormonen zijn nodig voor de vorming van zaadcellen?
A
FSH
B
FSH en LH
C
alleen testosteron
D
zowel FSH en LH en testosteron

Slide 18 - Quiz

Welk effect heeft een hoog testosterongehalte op de aanmaak van FSH in de hypofyse?
A
remming
B
stimulering
C
geen

Slide 19 - Quiz

Vul de ontbrekende woorden in. Kies uit:



a. Terwijl een ____________________________rijpt, wordt het baarmoederslijmvlies steeds dikker.

b. Dan vindt de  _____________________________plaats.

c. Zonder  ____________________________ sterft de eicel af.

d. Dan breekt het  __________________________________ af. 

F. De hele periode van de ene menstruatie tot de volgende menstruatie heet: 
_________________________
_________________________
eicel
ovulatie
bevruchting
baarmoederslijmvlies
menstruatiecyclus


Slide 20 - Drag question

Oestrogenen
FSH
LH
Wat is de functie van de geslachtshormonen? 
(Tip: kijk in BiNaS 89A)
Progesteron
zorgt voor dikker worden baarmoederslijmvlies
zorgt voor de ovulatie en vorming geel lichaam
zorgt voor de rijping van het follikel
zorgt voor nog dikker worden baarmoederslijmvlies; remming LH en FSH

Slide 21 - Drag question

Welk hormoon stimuleert de rijping van eicellen? En welk hormoon stimuleert de secundaire geslachtskenmerken bij de vrouw?
A
- FSH - Testosteron
B
- FSH - Oestradiol
C
- LH - Testosteron
D
- LH - Oestradiol

Slide 22 - Quiz

Welk hormoon wordt met 3 aangegeven?
A
LH
B
FSH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 23 - Quiz

.
Zwangerschap en hormonen
De afbeelding toont de dikte van het baarmoederslijmvlies van Ellen gedurende een menstruatiecyclus.
Omstreeks welke dag was de kans het grootst dat in één van haar ovaria een rijpe follikel aanwezig was? 




A
22 maart
B
29 maart
C
5 april
D
12 april

Slide 24 - Quiz

In de afbeelding is een schematische doorsnede
van een deel van een ovarium weergegeven met
daarin een eicel in een bepaald stadium van rijping.
Wanneer wordt het weergegeven stadium
aangetroffen tijdens de menstruatiecyclus?
A
ongeveer een dag voor de menstruatie
B
ongeveer een dag na de menstruatie
C
ongeveer een dag voor de ovulatie
D
ongeveer een dag na de ovulatie

Slide 25 - Quiz

Welke stof geeft het gele lichaam vooral af?
A
Progesteron
B
Oestrogeen
C
Testosteron
D
HCG

Slide 26 - Quiz

Wat hoort bij welk orgaan?
Hypofyse
Teelbal
Eierstok
LH 
Oestrogeen
Progesteron
Testosteron
FSH

Slide 27 - Drag question

Zet de hormonen bij de klier waarin ze geproduceerd worden
Klieren
Hormonen
Rijpende Follikel 
Gele lichaam
Hypofyse
FSH
LH
progesteron
oestrogeen

Slide 28 - Drag question

Welke hormonen zitten er in hormonale anticonceptie?
A
Oestrogeen
B
Oxytocine
C
Progestageen
D
Testosteron

Slide 29 - Quiz

Welk hormoon is een indicator voor de zwangerschap?
A
Oestrogeen
B
HCG
C
Testosteron
D
GnRH

Slide 30 - Quiz

Welk hormoon maakt de placenta na drie maanden zwangerschap waardoor HCG niet meer nodig is?
A
HCG
B
Oestrogenen
C
Progesteron
D
Testosteron

Slide 31 - Quiz

Onder invloed van FSH gaan Sertoli-cellen
A
zaadproductie remmen
B
zaadproductie stimuleren
C
testosteronproductie remmen
D
testosteronproductie stimuleren

Slide 32 - Quiz

Welke hormonen zijn nodig voor de activatie van weeën?
A
Testosteron
B
Progesteron
C
Oxytocine
D
Prolactine

Slide 33 - Quiz

Onder invloed van FSH gaan Sertoli-cellen
A
zaadproductie remmen
B
zaadproductie stimuleren
C
testosteronproductie remmen
D
testosteronproductie stimuleren

Slide 34 - Quiz

Zoek oxytocine op in BiNaS. Let op! Ze spellen het anders. Wat is een doelwitorgaan van oxytocine?
A
hypofyse
B
baarmoeder
C
eierstokken
D
schildklier

Slide 35 - Quiz

Een bijzonder hormoon is oxytocine. Het speelt een rol bij de bevalling en regelt de melkafgifte in de borsten. Het is ook betrokken bij het vrijen; door seksuele opwinding neemt de concentratie oxytocine toe. Op zijn beurt stimuleert dit hormoon weer de seksuele opwinding.

Hoe noemt men een dergelijke relatie tussen seksuele opwinding en de concentratie van oxytocine?
A
Antagonisme
B
Homeostase
C
Negatieve terugkoppeling
D
Positieve terugkoppeling

Slide 36 - Quiz