Omgangskunde interculturele communicatie

1 / 24
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Iemands referentiekader beïnvloedt sterk zijn communicatiegedrag
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Je gedachten onder woorden brengen noem je decoderen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Communicatieproblemen ontstaan gemakkelijk door verschillen in referentiekader
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Bij ruis heb je altijd te maken met storende invloeden van buitenaf
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Bij problemen in de communicatie (informatie geven en/of informatie begrijpen) die het gevolg zijn van fysieke beperkingen of hersenletsel spreken we van communicatiestoornissen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Decoderen is het omzetten van de ontvangen boodschap in een eigen betekenis
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Wanneer je als ontvanger een eigen invulling geeft aan de woorden van de zender, is er sprake van een fout bij het coderen van de boodschap.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

1. Wat betekent diversiteit? En culturele diversiteit?
- Diversiteit betekent: grote verscheidenheid.
Diversiteit wil dus zeggen dat mensen verschillen van afkomst, in leeftijd, sekse, nationaliteit, seksuele geaardheid, religie, taalgebruik, enzovoort.

Culturele diversiteit wordt zichtbaar in de manier waarop mensen leven en met elkaar omgaan.


Slide 13 - Slide

2.    Wat betekent cultuur? Noem 3 dingen waar het om gaat
- Alles wat door mensen is bedacht en gemaakt
- De manier waarop mensen met elkaar omgaan
- De manier waarop mensen over allerlei onderwerpen denken en oordelen

Slide 14 - Slide

3. Leg in eigen woorden uit wat culturele identiteit inhoudt

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

5. Noem 3 landen met een westerse cultuur en noem 3 landen met een niet- westerse cultuur

Slide 17 - Open question


6. Noem 2 verschillen tussen de westerse en de niet- westerse cultuur

Slide 18 - Open question

7.    Noem 3 hulpmiddelen om taalproblemen te voorkomen of in elk geval te beperken
1. Non- verbale communicatie
2. Visuele hulpmiddelen
3. Een tolk inzetten

Slide 19 - Slide

8.    Waar hangen cultuurverschillen tussen mensen mee samen? Noem 4 dingen
- Verschillen in religie/levensbeschouwing
- Verschillen in gebruiken
- Verschillen in normen en waarden
- verschillen in de betekenis en wijze van communiceren

Slide 20 - Slide

9.    Noem 4 aandachtspunten waar je op moet letten in de communicatie met mensen uit een andere cultuur
blz 59

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide