11.5 weefselvloeistof en lymfe

Klimaatvragen leerlingen 2022
1 / 16
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Klimaatvragen leerlingen 2022

Slide 1 - Slide

11.5 uitwisseling van stoffen
(dat is niet hetzelfde als stofwisseling!)

(en wat heeft dit plaatje daar nou mee te maken??)

Slide 2 - Slide

Maar eerst: werkweek!?
Plussen en minnen...

Slide 3 - Mind map

STOFwisseling is dus dit:

Slide 4 - Slide

Uitwisseling van stoffen (bv. bij de spieren)
De rechter afbeelding laat zien dat de uitwisseling van stoffen plaatsvindt in de haarvaatjes tussen de spiercellen. Zuurstof (z) zit op een rode bloedcel, glucose zit in het bloedplasma. 
De afvalstoffen water en koolstofdioxide komen weer in het plasma.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Leg uit waarom de stroming van weefselvloeistof nodig is voor het transport van stoffen naar de cellen.

Slide 7 - Open question

Albumine
Albumine is een plasma-eiwit dat wordt aangemaakt in de lever. Onder normale omstandigheden kan albumine niet uit de bloedvaten.

Albumine bepaalt in grote mate de colloïd-osmotische druk:
zorgt voor terugresorptie in de bloedbaan van weefselvocht.

Slide 8 - Slide

Weefselvloeistof
De eiwitten (grote moleculen) in bloedplasma zorgen voor verschil in osmotische waarde.
Deze colloïd-osmotische druk is steeds gelijk: 3,3 kPa.

Begin haarvat: filtratiedruk hoger
Hierdoor vorming weefselvloeistof.

Eind haarvat: osmotische druk hoger
Hierdoor stroomt klein deel weefselvloeistof terug haarvat in.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Weefselvloeistof
Deze grote stoffen in bloedplasma zorgen voor verschil in osmotische waarde.
Deze colloïd-osmotische druk is steeds gelijk: 3,3 kPa.

Begin haarvat: filtratiedruk hoger
Hierdoor vorming weefselvloeistof.

Eind haarvat: osmotische druk hoger
Hierdoor stroomt klein deel weefselvloeistof terug haarvat in.

Slide 11 - Slide

Welke stoffen kunnen door de wand van de haarvaten in de weefselvloeistof terecht komen?
A
eiwitten koolhydraten en vetten
B
aminozuren, glucose en eiwitten
C
aminozuren, afvalstoffen en glucose
D
aminozuren, glucose, water en zuurstof

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Hongeroedeem (dikke buikjes door ondervoeding)

Als een mens geen koolhydraten en vetten kan gebruiken (omdat ze niet aanwezig zijn als
reservestof of gegeten worden) worden eiwitten als energieleveranciers gebruikt. Deze zijn echter slechts als bouwstof in o.a. spieren en zenuwweefsel aanwezig. Deze mensen breken dus hun eigen weefsels af. De zwelling van de weefsels, wordt dus veroorzaakt door ernstige ondervoeding. Het eiwitgehalte van het bloed daalt en daarmee het vermogen dat het bloedplasma heeft om vocht vast te houden en uit de weefsels terug te halen via osmose. 
(Dit wordt de colloïd-osmotische druk genoemd). Hierdoor kan dan minder vocht in de bloedbaan worden vastgehouden, waardoor het zich ophoopt in de weefsels.

Slide 14 - Slide

Dus het terugstromen van weefselvloeistof in de haarvaten wordt gestimuleerd door...
A
een lage osmotische waarde in het bloed
B
een hogere eiwitconcentratie in bloed dan in weefsel
C
een hogere glucoseconcentratie in bloed dan in weefsel
D
veel eiwitten in de weefsels

Slide 15 - Quiz

Aan de slag! met blz 116
Achternaam begint met a t/m e: opdracht 10 
Achternaam begint met f t/m j: opdracht 11
Achternaam begint met k t/m o: opdracht 12
Achternaam begint met p t/m t: opdracht 13
Achternaam begint met u t/m z: opdracht 14
Antwoorden in volledige zinnen in je schrift. Straks uitwisseling.
Klaar? Kies één van de andere opdrachten.

Slide 16 - Slide