TD + TD als BN + VD als BN

Klas 1
TD + TD als BN + VD als BN
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Klas 1
TD + TD als BN + VD als BN

Slide 1 - Slide

Welke werkwoordsvormen
kennen we al?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Ken je een voorbeeld van een tegenwoordig deelwoord? Maak een zin met een TD

Slide 4 - Open question

TD (tegenwoordig deelwoord)
Ander woord: onvoltooid deelwoord.

Het is nog bezig, terwijl je het doet. Er gebeuren dus twee dingen tegelijk.

Knipogend fietste hij voorbij.
De mannen vielen knokkend door de deur.
 

Slide 5 - Slide

(Huilen) zocht het kind naar zijn moeder.
A
Huilen
B
Huilend
C
Huilent

Slide 6 - Quiz

Dus? Hoe schrijf je een
tegenwoordig deelwoord (TD)?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Bedenk een zin waarin een
werkwoord een BN is geworden.
BN?
De rode auto
        bn     zn

Slide 9 - Open question

VD als BN 
(voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord)
Zie je achter een werkwoord een ZN staan dat erbij hoort?
Dan is het een TD!

Zorg ervoor dat het goed uitgesproken wordt als je het zo kort mogelijk schrijft.

Slide 10 - Slide

Dus? Hoe schrijven we een VD als BN?

Slide 11 - Open question

De douane haalde de mensen met de (vervalsen) paspoorten er meteen uit.
A
vervalsde
B
vervalsden
C
vervalste
D
vervalsten

Slide 12 - Quiz

Het (verlaten) gebouw werd door krakers bezet.
A
verlate
B
verlaten
C
verlaatte
D
verlaatten

Slide 13 - Quiz

TD als BN 
(tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord)
- Het is nog 'bezig'.
- Het is een BN (en staat vóór het ZN)

De-woorden --> extra e
Het-woorden --> geen extra e
Extra voorbeelden
De pratende vriend
Het blijvend probleem

Slide 14 - Slide

De (kraken) tafel geeft
een vervelend geluid.

Slide 15 - Open question

Epilepsie wordt ook wel de
(vallen) ziekte genoemd.

Slide 16 - Open question

Het (pesten) slachtoffer heeft een (wandelen) tak als huisdier.
A
VD als BN + TD als BN
B
TD als BN + VD als BN
C
VD als BN + VD als BN
D
TD als BN + TD als BN

Slide 17 - Quiz

En nu werken jullie!

Slide 18 - Slide