Basisstof 1 Fenotype en Genotype

Thema 3 Genetica
Basisstof 1; Fenotype en Genotype
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Thema 3 Genetica
Basisstof 1; Fenotype en Genotype

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
3.1.1 Je kunt beschrijven wat het fenotype en wat het genotype van een organisme is.
3.1.2 Je kunt uitleggen wat autosomen, geslachtschromosomen en homologe chromosomen zijn.
3.1.3 Je kunt uitleggen dat een fenotype tot stand komt door de combinatie van genotype en de invloed van milieufactoren.

Slide 2 - Slide

Fenotype

Alle waarneembare kenmerken bij een individu. 

komt tot stand door genotype en milieu
  • haarkleur
  • lichaamsgeur
  • bloedgroep

Genotype

De informatie voor erfelijke eigenschappen.

Komt tot stand tijdens de bevruchting.

Genetische code ligt opgeslagen in de chromosomen

Slide 3 - Slide

Chromosomen
46 chromosomen
44 autosome chromosomen
chromosomen paar; homologe chromosomen
2 geslachtschromosomen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Genen
gen; een deel van een chromosoom dat de informatie bevat van een of meer erfelijke eigenschappen.

Soms zijn er meerdere genen nodig voor 1 eigenschap

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

  • Opgebouwd uit nucleotiden
  • DNA-sequentie
  • Volgorde bepaalt variatie = allel
  • Aan/uit zetten --> genexpressie
  • Genoom--> alle DNA-moleculen in een cel
  • Mitochondriën en  bladgroenkorrels

Slide 8 - Slide

DNA is opgebouwd uit vier bouwstenen

Nucleotiden: 
ATCG (Stikstofbase)
Fosfaatgroep
desoxyrybose

Slide 9 - Slide

Chromosomen en genen
Celkern --> Chromosoom --> DNA --> Gen

Slide 10 - Slide

Invloed van milieufactoren
Fenotype wordt bepaald door genotype en milieufactoren

Een verandering van je fenotype noem je modificatie, is niet veranderd in je DNA!

Aangeboren afwijking/ aandoening vs erfelijke ziekte/aandoening



Slide 11 - Slide

Neem over!
Genoom; alle DNA-moleculen in een cel
Basenparen; AT - CG
DNA-sequentie; de volgorde van nucleotiden, coderen voor een gen. Meerdere variaties nodig -> allel
Genexpressie; genen staan aan, komen tot uiting.
inactivatie; gen staat 'uit'

Slide 12 - Slide

Huiswerk
Maak opdracht 1 tot en met 12 (vanaf blz. 126)

Slide 13 - Slide

Vraag 1:

Wat is het fenotype van een individu?

Slide 14 - Slide

Vraag 1:

Wat is het fenotype van een individu?
Antwoord 1:

Onder het fenotype van een individu versta je alle waarneembare eigenschappen, zoals haarkleur, oogkleur en bloedgroep.

Slide 15 - Slide

Vraag 2:
Als een mannelijke leeuw volwassen wordt, dan krijgt hij manen.


Leg uit of hiermee het fenotype of het genotype van deze leeuw verandert

Slide 16 - Slide

Vraag 2:
Als een mannelijke leeuw volwassen wordt, dan krijgt hij manen.


Leg uit of hiermee het fenotype of het genotype van deze leeuw verandert

Antwoord 2:
Als een mannelijke leeuw volwassen wordt, verandert het fenotype, want alleen het uiterlijk verandert. De erfelijke eigenschappen blijven gelijk.

Slide 17 - Slide

Vraag 3:

Hoeveel procent van het genotype van een individu is afkomstig van de vader?
Antwoord:


Slide 18 - Slide

Vraag 3:

Hoeveel procent van het genotype van een individu is afkomstig van de vader?
Antwoord:

50% van het genotype van een individu is afkomstig van de vader.

Slide 19 - Slide

Vraag 4

Wat zijn homologe chromosomen?

Slide 20 - Slide

Vraag 4

Wat zijn homologe chromosomen?
Antwoord 4

Homologe chromosomen zijn een paar chromosomen die overeenkomen in lengte en vorm. Ze bevatten de informatie voor dezelfde erfelijke eigenschappen.

Slide 21 - Slide

Vraag
Antwoord

Slide 22 - Slide

Vraag
Antwoord

Slide 23 - Slide

Vraag
Antwoord

Slide 24 - Slide

Vraag
Antwoord

Slide 25 - Slide

Als je kijkt naar het haar van deze man dan zie je het..
A
Fenotype
B
Genotype
C
Fenotype en Genotype

Slide 26 - Quiz

De oogkleur van deze mensen zijn het...
A
Fenotype
B
Genotype
C
Fenotype en Genotype

Slide 27 - Quiz

De huidskleur (lekker onder de zonnebank) van Barbie is het..
A
Fenotype
B
Genotype
C
Fenotype en Genotype

Slide 28 - Quiz

Wat is het fenotype? en hoe komt het tot stand?

Slide 29 - Open question

Kan je het genotype veranderen?
A
Ja
B
Nee
C
Weet ik niet

Slide 30 - Quiz

Wat is het genotype?
Hoe komt dit tot stand?

Slide 31 - Open question