VOORZETSELS
1 / 32
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
WAT IS WAAR?
A
Vader staat achter moeder
B
moeder staat voor de dochter
C
moeder staat achter de dochter
D
zoon staat achter de vader
Slide 10 - Quiz
WAT IS WAAR?
A
zoon staat achter de vader
B
vader staat voor de zoon
C
moeder staat voor de dochter
D
dochter staat voor de moeder
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
VUL IN:
Jij zit op je ______________ aan je tafel.
Jij zit op je ______________ aan je tafel.
Slide 13 - Open question
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
MAAK ZELF EEN ZIN MET "IN"
Slide 16 - Open question
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Wij rijden ____________ een tunnel
A
over
B
voor
C
door
D
achter
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Slide
Maak zelf een zin met "vallen van"
Slide 21 - Open question
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
De televisie
staat _______
de tafel
staat _______
de tafel
A
op
B
voor
C
achter
D
naast
Slide 26 - Quiz
De klok
hangt _______
de muur
hangt _______
de muur
A
aan
B
voor
C
achter
D
op
Slide 27 - Quiz
De baby
zit _______
de grond
zit _______
de grond
A
aan
B
voor
C
achter
D
op
Slide 28 - Quiz
De vaas
staat _______
de tafel
staat _______
de tafel
A
aan
B
voor
C
achter
D
op
Slide 29 - Quiz
De baby
zit _______
de tafel
zit _______
de tafel
A
aan
B
voor
C
achter
D
op
Slide 30 - Quiz
De stoel
staat _______
de tafel.
staat _______
de tafel.
A
aan
B
voor
C
naast
D
op
