§ 4.9 Geografisch onderzoek

Leerdoelen
  • Je weet wanneer een onderzoek geografisch is.
  • Je weet het verschil tussen sociaalgeografisch en fysischgeografisch onderzoek.
  • Je weet welke stappen je moet doorlopen om een geografisch onderzoek uit te voeren.
1 / 14
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leerdoelen
  • Je weet wanneer een onderzoek geografisch is.
  • Je weet het verschil tussen sociaalgeografisch en fysischgeografisch onderzoek.
  • Je weet welke stappen je moet doorlopen om een geografisch onderzoek uit te voeren.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Opdracht 1
 A, D en F 

Slide 7 - Slide

Opdracht 2
a Voorbeeld van een juiste beschrijvende vraag: hoe is de bevolkingsopbouw in plattelandsgebieden veranderd door het wegtrekken van jongeren?

b Voorbeeld van een juiste voorspellende vraag: welke voorzieningen zullen er verdwijnen uit de plattelandsgebieden als gevolg van het wegtrekken van jongeren?
c Voorbeeld van een juiste probleemoplossende vraag: hoe kan de leefbaarheid in plattelandsgebieden op peil gehouden worden als jongeren wegtrekken? 

Slide 8 - Slide

Opdracht 3
C, E en F 

Slide 9 - Slide

Opdracht 4
a Bij sociaalgeografische vraagstukken gaat het om maatschappelijke verschijnselen en bij fysischgeografische vraagstukken gaat het om natuurlijke verschijnselen.

b Bij beide is er een relatie met (een deel van) de aarde. c Klimaatverandering hoort bij de fysische geografie, omdat het om een natuurlijk verschijnsel in de atmosfeer gaat dat het aardoppervlak beïnvloedt.
Het hoort bij de sociale geografie, omdat maatschappelijke verschijnselen bijdragen aan de wereldwijde klimaatverandering en omdat klimaatverandering wereldwijd maatschappelijke gevolgen heeft. 

Slide 10 - Slide

Opdracht 5
a Voorbeelden van juiste hoofdvragen:

‒ Wat zijn de maatschappelijke gevolgen van de aardgaswinning in Groningen?
‒ Op welke manier zijn de belangen van Nederland bij de aardgaswinning en de belangen van Groningen met betrekking tot veiligheid met elkaar in balans te brengen? b Deelvragen verdelen de hoofdvraag in kleinere onderdelen en ondersteunen zo het vinden van een antwoord op de hoofdvraag.

Slide 11 - Slide

Opdracht 5
c Voorbeelden van juiste deelvragen:

‒ In hoeverre is de schade aan woningen toegenomen sinds er aardgas gewonnen wordt in Groningen?
‒ Hoe zwaar zijn de aardbevingen die in Groningen voorkomen als gevolg van de aardgaswinning?
‒ In hoeverre kan de veiligheid van de Groningers gegarandeerd worden als de aardgaswinning doorgaat?
‒ Hoe groot is het (financiële) belang van Nederland om aardgas te winnen in Groningen? 



Slide 12 - Slide

Opdracht 6
a Voorbeelden van juiste bronnen:

‒ onderzoeksrapporten;
‒ krantenartikelen;
‒ een enquête onder betrokkenen;
‒ interviews met experts.
b Je hebt niet genoeg kennis om te beoordelen welke schade precies door de aardgaswinning veroorzaakt wordt.
Of: Je hebt niet de tijd om over een langere periode de gevolgen van de aardgaswinning te volgen. 





Slide 13 - Slide

Opdracht 6
c Onderzoekers van de Universiteit Utrecht zullen de meest betrouwbare informatie geven. De NAM en het ministerie hebben economische belangen bij de aardgaswinning en zullen de nadelen minder aandacht geven. De burgers die schade ondervinden zullen juist de nadruk leggen op de nadelen. Onderzoekers zonder belangen bij de aardgaswinning zullen de voor- en nadelen het eerlijkst tegen elkaar afwegen. 

Slide 14 - Slide