KD // Skia // les 2

Skiascopie
1 / 16
next
Slide 1: Slide
OptiekMBOStudiejaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Skiascopie

Slide 1 - Slide

Vorige les
  • Wat is skiascopie
  • Bij wie pas je skiascopie toe
  • Video met uitleg over de skiascoop 

Slide 2 - Slide

Vandaag
  • Hoe meet je een cilindersterkte met de skiascoop?
  • Dynamische en statische skiascopie. 
  • Opbouw stralengang, belichting en reflex.

Slide 3 - Slide

Opmerking!
In het volgende filmpje ga je zien welke stappen je uitvoert tijdens skiascopie.
Dit is een Amerikaanse uitleg: hier wordt gewerkt met + cilinders.
De uitgangspositie die zij nemen is vanuit een meebeweging.

In Nederland werken wij met - cilinders.
Wij gaan daarom uit van een uitgangspositie van een tegenbeweging.  

Slide 4 - Slide

3

Slide 5 - Video

Opmerking!
In het volgende filmpje ga je zien welke stappen je uitvoert tijdens skiascopie.
Dit is een Amerikaanse uitleg: hier wordt gewerkt met + cilinders.
De uitgangspositie die zij nemen is vanuit een meebeweging.

In Nederland werken wij met - cilinders.
Wij gaan daarom uit van een uitgangspositie van een tegenbeweging.  

Slide 6 - Slide

01:58
transponeer de sterkte:
S +0,50 = C +1,00 as 90

Slide 7 - Open question

02:57
Welke sterkte heeft hij hier gemeten?

Slide 8 - Open question

04:33
Welke sterkte heeft hij hier gemeten?

Slide 9 - Open question

Dynamische en statische skiascopie
Statische skiascopie
  • Veel gebruikte techniek.
  • Onderzocht persoon fixeert naar een object op een afstand, om accommodatie (zoveel mogelijk) te voorkomen.
  • Fixatie object: rood-groen test >> alleen naar het groene vlak.
  • Onderzoeker kijkt zoveel mogelijk op naar visuele as van het onderzochte oog; hij zit recht tegen over de onderzochte persoon.
  • Het andere oog kijkt naar het fixatie object.

Slide 10 - Slide

Dynamische en statische skiascopie
Dynamische skiascopie:
  • Onderzochte persoon kijkt binoculair naar een nabij-object.
  • Skiascoop heeft fixatiedoelen op de kop van de skiascoop.
  • Specialistische skiascopie.
  • Accommodatievermogen, onder- of overaccommodatie wordt onderzocht.

Slide 11 - Slide

Opbouw en stralengang

Slide 12 - Slide

Belichting en reflex
1. Belichtingsfase: 
    Het licht valt door de traanfilm, cornea, voorste oogkamer, lens en glasvocht. 

2. Reflectiefase:
    Het licht weerkaatst tegen de choroidea en gaat langs het retina pigment epitheel (geeft de rood/oranje reflex),                   sensorische retina, glasvocht, lens, voorste oogkamer, cornea, de lucht tussen onderzochte persoon en de onderzoeker,     het gaatje in de spiegel en eindigt in de kop van de skiascoop en het oog van de onderzoeker.

3.Projectiefase:
  Het beeld wordt in het vertepunt gezien door de lichtbron door een heen en weer strijkende beweging te maken. De            lichtreflex wordt waargenomen door de onderzoeker in de pupil van de onderzochte persoon.

Slide 13 - Slide

Op een rij:
  • Bij skiascopie is het doel om tot 'flitsen' te komen in het pupilvlak. Het reflexstadium is dan 'neutraal'. 
  • Naar mate de ametropie groter is, wordt de lichtkegel breder en dus zwakker en trager.
  • Vaak wordt gekozen om te werken met een divergente bundel.
     Je kan ook een convergente bundel gebruiken; de bewegingen zijn tegenovergesteld.
  • Er wordt gewerkt met een werkafstand; deze moet je aan het eind van je meting verrekenen. 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Volgende week
  • Divergerende en convergerende lichtbundels.
  • Myopie en hypermetropie.
  • Werkafstand.
  • Werkwijze.
  • Problemen oplossen.
  • Astigmatisme. 

Slide 16 - Slide