futur

Ik zal geven =?
A
je donnai
B
donneai
C
je donnerai
D
je donneras
1 / 11
next
Slide 1: Quiz

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ik zal geven =?
A
je donnai
B
donneai
C
je donnerai
D
je donneras

Slide 1 - Quiz

de futur (de toekomende tijd)

Slide 2 - Slide

vervoeging
het hele werkwoord + deze uitgangen:
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
ai
as
a
ons
ez
ont
exemple, danser:

je danserai

Slide 3 - Slide

jij zal dansen =?

Slide 4 - Open question

let op!
bij werkwoorden op -oir en -re houd je de stam van de présent + r aan als stam:

Je recevrai (recevoir)
je vendrai (vendre)

vergelijk met:
j'aimerai (aimer)
je finirai (finir)

Slide 5 - Slide

wij zullen zijn
A
nous serons
B
nous aurons
C
nous ferons
D
nous irons

Slide 6 - Quiz

Ik zal nadenken=?
gebruik: réfléchir

Slide 7 - Open question

Je _____ de ta proposition. (nadenken, futur proche)

Slide 8 - Open question

Nous _____ certainement de cette équipe. (zullen verliezen)

Slide 9 - Open question

Si j'étais toi, je ____ ce livre. (choisir, conditionnel)

Slide 10 - Open question

wij zouden antwoorden

Slide 11 - Open question