Zin 2: Sommige basisscholen konden toen niet open.
Wat hebben deze zinnen met elkaar te maken?
Slide 7 - Slide
Zin 1: Er is vorig jaar veel sneeuw gevallen
Zin 2: Sommige basisscholen konden toen niet open.
Oorzaak en gevolg
- Er is vorig jaar veel sneeuw gevallen, daardoor konden sommige scholen niet open.
- De scholen konden niet open doordat er zoveel sneeuw gevallen is.
Wat hebben deze zinnen met elkaar te maken?
Slide 8 - Slide
Welk woord past het beste?
Het is koud, .... heb ik mijn thermokleren aangetrokken
A
want
B
en
C
dus
D
maar
Slide 9 - Quiz
Welk verband zit er tussen deze twee zinnen?
Het is koud, dus heb ik mijn thermokleren aangetrokken
A
reden
B
opsomming
C
voorwaarde
D
tegenstelling
Slide 10 - Quiz
Welk woord past het beste?
Ik hou van zoete dingen, ... de Kaisersmarren die ik gisteren gemaakt heb.
A
dus
B
zoals
C
omdat
D
daardoor
Slide 11 - Quiz
Welk verband zit er tussen deze twee zinnen?
Ik hou van zoete dingen, ... de Kaisersmarren die ik gisteren gemaakt heb.
A
reden
B
opsomming
C
voorwaarde
D
toelichting (voorbeeld)
Slide 12 - Quiz
Opdracht:
- Onderzoek in je groepje het onderwerp dat je gekregen hebt.
- Maak daar een korte presentatie van, waar alles instaat dat de klas moet weten voor de toets.
- Geef de presentatie in een klein groepje, waarin van elk onderwerp iemand zit.
- Hoe kun je dit zo duidelijk mogelijk uitleggen?
- Welke termen moet de klas onthouden?
- Bedenk een korte oefening, waardoor de klas jullie onderwerp snel onder de knie krijgt.
Lezen - H17 en 18 -
functie- en verbindingswoorden
Slide 13 - Slide
Verdeling:
Groep 1 , 2 en 3: Opbouw van een tekst en de rol van functiewoorden hierin (H17)
Groep 4, 5 en 6: De rol van verbindingswoorden in een tekst. Waarom gebruiken schrijvers ze?
Groep 7, 8 en 9: Herkennen van verbindingen en verbindingswoorden.
Lezen - H17 en 18 -
functie- en verbindingswoorden
Slide 14 - Slide
Maak een korte presentatie, die elk groepslid gaat geven in een klein groepje.
Groep 1 , 2 en 3: Opbouw van een tekst en de rol van functiewoorden hierin (H17)
Groep 4, 5 en 6: De rol van verbindingswoorden in een tekst. Waarom gebruiken schrijvers ze?
Groep 7, 8 en 9: Herkennen van verbindingen en verbindingswoorden.
Lezen - H17 en 18 -
functie- en verbindingswoorden
- Hoe kun je dit zo duidelijk mogelijk uitleggen?
- Welke termen moet de klas onthouden?
- Bedenk een korte oefening, waardoor de klas jullie onderwerp snel onder de knie krijgt.
timer
18:00
Slide 15 - Slide
Maak een korte presentatie, die elk groepslid gaat geven in een klein groepje.
Groep 1 , 2 en 3: Opbouw van een tekst en de rol van functiewoorden hierin (H17)
Groep 4, 5 en 6: De rol van verbindingswoorden in een tekst. Waarom gebruiken schrijvers ze?
Groep 7, 8 en 9: Herkennen van verbindingen en verbindingswoorden.
Lezen - H17 en 18 -
functie- en verbindingswoorden
- Hoe kun je dit zo duidelijk mogelijk uitleggen?
- Welke termen moet de klas onthouden?
- Bedenk een korte oefening, waardoor de klas jullie onderwerp snel onder de knie krijgt.
Presenteren:
Je krijgt een nummer van 1 t/m 9.
Alle gelijke nummers zoeken elkaar op.
Je presenteert in die kleine groep wat je onderzocht hebt.
Als je toehoorder bent, maak je aantekeningen.
Elk onderwerp komt aan de beurt.
timer
20:00
Slide 16 - Slide
Wat is het verband?
Slide 17 - Slide
Maak via pixton een strip,
waarin je heel duidelijk
laat zien wat het verband
is tussen de afbeeldingen.
Volledige opdracht is
opdracht 10 (H18)
Strip (met verbinding tussen de plaatjes) maken!
Slide 18 - Slide
Aan welke termen denk je bij taalkundig ontleden?
Slide 19 - Mind map
Taalkundig ontleden
Taalkundig ontleden
Redekundig ontleden
Slide 20 - Slide
Welke woordsoorten heb je vorig jaar geleerd?
Woordsoorten MHV1
Slide 21 - Slide
- Maak de oefening op het blad zo goed mogelijk.
- Probeer elk woord dat in de zin staat te benoemen.
Doel:
Ontdekken hoeveel je nog weet van vorig jaar en waar je nog mee moet oefenen
Diagnostische oefening woordsoorten
timer
15:00
Slide 22 - Slide
Wat is de functie van een bijwoord in een zin?
Een bijwoord geeft extra informatie bij een ander woord dan een zelfstandig naamwoord.
Diagnostische oefening woordsoorten
Slide 23 - Slide
Noteer en benoem van onderstaande zinnen alle zelfstandige naamwoorden, lidwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden, voorzetsels en voornaamwoorden.
aDe lamp in de verste hoek van de kamer is kapot.
De (=lw) de (=lw)
lamp (=zsnw) kamer (=zsnw)
in (=vz) is (= ww)
de (=lw) kapot (=bvnw)
verste (=bvnw)
hoek (=zsnw)
van (=vz)
Diagnostische oefening woordsoorten
Slide 24 - Slide
Noteer en benoem van onderstaande zinnen alle zelfstandige naamwoorden, lidwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden, voorzetsels en voornaamwoorden.
b Die grote is voor mijn zusje, ik neem deze kleine bonbon wel.
Die (=vnw) deze (=vnw)
grote (=zsnw) kleine (=bvnw)
is = (ww) bonbon (=zsnw)
voor (=vz) wel (=bw)
mijn (=vnw)
zusje (=zsnw),
ik (=vnw)
neem (= ww )
Diagnostische oefening woordsoorten
Slide 25 - Slide
Noteer en benoem van onderstaande zinnen alle zelfstandige naamwoorden, lidwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden, voorzetsels en voornaamwoorden.
c Soms krijg ik van typen last van mijn pols.
Soms (=bw) mijn (=vnw)
krijg = ww pols (=zsnw).
ik (=vnw)
van (=vz) t
ypen (=zsnw)
last (=zsnw)
van (=vz)
Diagnostische oefening woordsoorten
Slide 26 - Slide
Hoe goed heb jij de woordsoorten onder de knie?
Slide 27 - Poll
Kies wat je gaat doen:
1. Maak opdracht 1 t/m 4 van H5 zelfstandig
2. Maak opdracht 1 t/m 4 klassikaal - aan de raamkant van de klas.
Tip:
Op pagina 186 van je boek staan de woordsoorten nog veel