Grammatica - Onderwerp

Onderwerp
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Onderwerp

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je leert het onderwerp van een zin vinden.

Slide 2 - Slide

Het programma
Strip inleveren
Huiswerk nakijken
Het onderwerp van de zin 

Slide 3 - Slide

Huiswerk nakijken
Maak oefening 1 t/m 4 vanaf blz. 56.

Slide 4 - Slide

Onderwerp
Bijna elke zin heeft een onderwerp.
Het onderwerp hoort bij de persoonsvorm.

De persoonsvorm en het onderwerp moeten allebei enkelvoud of meervoud zijn.

Slide 5 - Slide

Persoonsvorm
  1. Zin in een andere tijd zetten
  2. Vraagzin maken 

Slide 6 - Slide

Onderwerp
Om achter het onderwerp te komen heb je de persoonsvorm nodig.


wie of wat + pv

Slide 7 - Slide

Gisteren gingen mijn buurman en zijn vrouw naar Frankrijk op vakantie.


pv =
ow = 

Slide 8 - Slide

Gisteren gingen mijn buurman en zijn vrouw naar Frankrijk op vakantie.


pv = gingen
ow = mijn buurman en zijn vrouw

Slide 9 - Slide

Isa loopt naar het wokrestaurant.

Wat is de persoonsvorm?

Slide 10 - Open question

Isa loopt naar het wokrestaurant.

Wat is het onderwerp?

Slide 11 - Open question

Wij fietsen een rondje om het meer.

Wat is de persoonsvorm?

Slide 12 - Open question

Wij fietsen een rondje om het meer.

Wat is het onderwerp?

Slide 13 - Open question

De ober brengt het eten naar de tafels.

Wat is de persoonsvorm?

Slide 14 - Open question

Wanneer kom jij bij ons logeren?

Wat is de persoonsvorm?

Slide 15 - Open question

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 16 - Open question

Maak oefening 1,2 en 4 vanaf blz. 54.

Slide 17 - Slide