Elk Cl2-molecuul bestaat uit twee chlooratomen, dus:
n(Cl) = 2 × 1,7∙10−2 mol = 3,4∙10−2 mol
Slide 3 - Slide
6b
m = 1,2 g HCl
n = ? mol Cl
M = 36,461 g/mol HCl (Binas tabel 98)
uitwerking
n = 𝑚 : 𝑀
n = 1,2 : 36,461 = 3,3∙10−2 mol HCl
In elk molecuul HCl bevindt zich één chlooratoom, dus:
n = 3,3∙10−2 mol Cl
Slide 4 - Slide
6c
m = 1,2 g CCl4
n = ? mol Cl
M = 12,01 + 4 × 35,45 = 153,81 g/mol CCl4
Uitwerking
n = 𝑚 : 𝑀
n =1,2 : 153,81 = 7,8∙10−3 mol CCl4
In elk molecuul CCl4 bevinden zich vier chlooratomen, dus:
n = 4 × 7,8∙10−3 = 3,1∙10−2 mol Cl
Slide 5 - Slide
7a
Slide 6 - Slide
7b
Slide 7 - Slide
7c
Slide 8 - Slide
7d
Slide 9 - Slide
8a
Slide 10 - Slide
8b
Slide 11 - Slide
9
Slide 12 - Slide
1.3 Rekenen aan gehaltes
1.3.1 Je kunt berekeningen uitvoeren aan gehaltes: massa%, volume%, massa-ppm, massa-ppb en concentratie.
1.3.2 Je kunt uitleggen wat bedoeld wordt met de significantie van meetwaarden en uitkomsten van berekeningen weergeven in het juiste aantal significante cijfers.
Slide 13 - Slide
Nauwkeurigheid van meetwaarden
Slide 14 - Slide
Nauwkeurigheid van meetwaarden
Bij een experiment worden metingen verricht, zoals het meten van volume en massa om de dichtheid van een vloeistof te bepalen.
De nauwkeurigheid van een meetwaarde (bijvoorbeeld dichtheid) hangt af van de gebruikte meetapparatuur.
Hoe nauwkeuriger het meetinstrument, hoe nauwkeuriger de meetresultaten.
Slide 15 - Slide
Nauwkeurigheid van meetwaarden
Nauwkeurigheid wordt weergegeven met een aantal significante cijfers, ook wel betekenisvolle cijfers genoemd.
Significante cijfers worden bepaald door te tellen vanaf het eerste cijfer anders dan 0, waarbij nullen aan het einde meetellen.
Voorbeeld: de gemeten afstand 0,002 30 m heeft drie significante cijfers.
Slide 16 - Slide
Nauwkeurigheid van meetwaarden
Het gebruikte meetinstrument bepaalt het aantal significante cijfers:
Telwaarden, zoals het atoomnummer, zijn altijd gehele getallen en hebben geen invloed op het aantal significante cijfers.
Slide 17 - Slide
Wetenschappelijke notatie
Bij wetenschappelijke notatie schrijf je het getal met één cijfer voor de komma, aangevuld met een tiende macht.
Voorbeelden:
0,002 30 m wordt geschreven als 2,30∙10⁻³ m.
40,8 wordt geschreven als 4,08∙10¹.
0,0054 wordt geschreven als 5,4∙10⁻³.
Avogadro: 6,02∙10²³
Slide 18 - Slide
Wetenschappelijke notatie
scientific mode in rekenmachine?
Slide 19 - Slide
Rekenen met significante cijfers
Bij berekeningen worden verschillende meetwaarden gebruikt, die niet allemaal hetzelfde aantal significante cijfers hoeven te hebben.
Het eindantwoord moet altijd zo nauwkeurig zijn als de meetwaarde met het minst aantal significante cijfers.
3 vuistregels (zie volgende slides)
Slide 20 - Slide
Rekenen met significante cijfers
Vuistregel 1: optellen en aftrekken
Rond het eindantwoord af op het aantal decimalen van de meetwaarde met de minste decimalen.
Gebruik bij wetenschappelijke notatie dezelfde macht van 10.
Voorbeeld:
1,003 m + 0,5 m = 1,503 m wordt 1,5 m.
5,02∙10⁷ g + 1,6∙10² g = 5,02∙10⁷ g + 0,000 016∙10⁷ g = 5,020 016∙10⁷ g wordt 5,02∙10⁷ g.
Slide 21 - Slide
Rekenen met significante cijfers
Vuistregel 2: delen en vermenigvuldigen:
Rond het eindantwoord af op het aantal significante cijfers van de meetwaarde met het minste aantal significante cijfers.
Voorbeeld:
3,34 m × 5,026 m = 16,786 84 m² wordt 16,8 m².
Slide 22 - Slide
Rekenen met significante cijfers
Vuistregel 3: combinatie van bewerkingen:
Eerst regel 1 (optellen/aftrekken) toepassen, daarna regel 2 (delen/vermenigvuldigen).
Voorbeeld:
(1,003 s + 0,5 s) × 3,33 m s⁻¹ = 1,503 × 3,33 = 5,004 99 m
wordt 5,0 m, omdat 1,5 slechts 2 significante cijfers heeft.
Slide 23 - Slide
Rekenen met significante cijfers
Let op!
Zet je rekenmachine op de wetenschappelijke stand (scientific mode).
De rekenmachine houdt geen rekening met significante cijfers; afronden moet je zelf doen.
Rond nooit een tussenuitkomst af, maar laat deze in de rekenmachine staan. Schrijf minimaal twee extra significante cijfers op als je een tussenantwoord noteert.
Rond alleen het eindantwoord af op het juiste aantal significante cijfers.
Slide 24 - Slide
Voorbeeldopdracht 1
In een maatcilinder wordt 10,0 mL spiritus afgemeten. Daaraan wordt met behulp van een verdeelpipet 4,55 mL spiritus toegevoegd.
Bereken het totaalvolume in mL.
Antwoord:
V(totaal) = 10,0 + 4,55 = 14,55 mL
V(totaal) = 14,6 mL (één decimaal)
Slide 25 - Slide
Voorbeeldopdracht 2
Het volume van een bepaalde hoeveelheid spiritus is 50,00 mL. De massa van die hoeveelheid spiritus is 42,5 g. Bereken de dichtheid in g/mL.
Het antwoord mag worden gegeven in vijf significante cijfers, omdat alle meetwaarden in vijf significante cijfers zijn gegeven en het getal 6 een telwaarde is.
Slide 30 - Slide
3
a) 0,029 016 mol = 2,90∙10−2 mol
b) 482,5 mL = 482,5 cm3 = 482,5∙10−6 m3, V = 4,8∙10−4 m3