3.2 Genenparen

BS 2 Genenparen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

BS 2 Genenparen

Slide 1 - Slide

Vandaag

  • Herhaling BS 1
  • Uitleg BS 2
  • Opdrachten maken


Slide 2 - Slide

Voorkennis
We gaan kort terugblikken naar de stof die we hebben behandeld in paragraaf 1

Slide 3 - Slide

Herhaling
  • Chromosoom
  • DNA
  • Bouwstoffen DNA
  • DNA-sequentie
  • Genoom
  • Gen
  • Allel
  • Genexpressie/inactivatie
  •  Fenotype
  • Modificatie

Slide 4 - Slide

genetische afwijkingen
foutjes tijdens de meiose
kans groter richting de 40 (30 jaar 1 op 1000 -> 40 jaar 1 op 100)
niet goed verdelen van de chromosomen = non-disjunctie 
  • trisomie 13 Patausysndroom 
  • trisomie 18 Edwardssyndroom
  • trisomie 21 Downsyndroom 


Slide 5 - Slide

Genoommutatie: Non-disjunctie tijdens meiose

Slide 6 - Slide


Hoe noemen we dit?
A
Chromosomen
B
Karyogram
C
Homologe chromosomen
D
Karyotype

Slide 7 - Quiz

Een mannelijke patiënt heeft het syndroom van Patau, hij heeft een chromosoom van chromosomenpaar nr.13 dubbel. Wat is zijn karyotype?
A
46, Y +13
B
47, Y + 13
C
47, XY + 13
D
13, XY

Slide 8 - Quiz

Welk van de volgende Karyotypen kan een eicel hebben
A
[46,XX]
B
[46,XY]
C
[23,X]
D
[23,Y]

Slide 9 - Quiz

Celkern
  • Functie: 
    - Beschermen én in stand houden van chromosomen
    - Gen-expressie:
    Genen aanzetten door signaal te maken

Slide 10 - Slide

Gen expressie

<- gen inactivatie


<- gen expressie

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Genexpressie: welke genen zullen in een iriscel van je oog niet tot expressie komen?
A
genen voor de verbrandingsenzymen
B
genen voor pigmenteiwitten
C
genen voor verteringseiwitten
D
genen voor celdelingseiwitten

Slide 13 - Quiz

Met gen-expressie wordt bedoeld dat een bepaalde eigenschap op het DNA ...... tot uiting komt
A
NIET
B
SOMS
C
WEL

Slide 14 - Quiz

Leerdoelen 3.2 Genenparen
  • Je kunt uitleggen hoe het fenotype van een organisme tot stand komt en hierbij de begrippen homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief gebruiken.
  • Je kunt beschrijven hoe door recombinatie nieuwe combinaties van allelen ontstaan.

Slide 15 - Slide

Homologe chromosomen
  • Locus: de plaats van een gen in een chromosoom 

  • Homozygoot: twee allelen voor een eigenschap zijn gelijk
  • Heterozygoot: twee allelen voor een eigenschap zijn ongelijk

Slide 16 - Slide

Homologe chromosomen
  • Dominante allel: allel waarvan eigenschap tot uiting komt in fenotype bij heterozygoot genotype
  • Recessieve allel: dit allel komt alleen tot uiting in het fenotype als er geen dominant allel aanwezig is

Personen die heterozygoot zijn, zijn drager van de recessieve eigenschap
  • Aa
  • ArAr

Slide 17 - Slide

Onvolledig dominant
Intermediair 
(& Codominantie)

Slide 18 - Slide

nieuwe combinaties van allelen 
- crossing over
- recombinatie 
- mutaties

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Recombinatie: herverdelen van erfelijke eigenschappen (2^23 = 8,4 miljoen mogelijke geslachtscellen)

Slide 21 - Slide

Recombinatie en mutaties zorgen voor genetische variatie en dit zorgt weer voor een soort met een grote overlevingskans

Slide 22 - Slide

  • Ééneiige tweeling: 1 zaadcel + 1 eicel = hetzelfde genotype
  • Twee-eiige tweeling: 2 zaadcellen + 2 eicellen = niet hetzelfde genotype

Slide 23 - Slide

Leerdoelen 3.2 behaald???
  • Je kunt uitleggen hoe het fenotype van een organisme tot stand komt en hierbij de begrippen homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief gebruiken.
  • Je kunt beschrijven hoe door recombinatie nieuwe combinaties van allelen ontstaan.

Slide 24 - Slide

Wat ga je doen?
Lezen BS 2
Maken t/m opdracht 16

Slide 25 - Slide