dag 7

Woordenschat
Je leert vijf nieuwe woorden bij  
thema 6: Verliefd zijn 

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 18
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordenschat
Je leert vijf nieuwe woorden bij  
thema 6: Verliefd zijn 

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Slide

constant
  • de hele tijd;
  • steeds;
  • als iets niet stopt
  • zin: De leerling praat constant door de les heen.
  • zin: Zij is heel erg verliefd op hem. Ze denkt constant aan hem.

Slide 2 - Slide

beloven
  • zeggen dat je iets zult doen;
  • Werkwoord: ik beloof, ik beloofde, ik heb beloofd;

  • zin:  Ik beloof dat ik je geheim niet aan iemand anders zal vertellen!
  • zin: Je hebt mij beloofd dat je op tijd zou komen. Dan moet je dat ook doen!

Slide 3 - Slide

de stap
  • elke actie die je doet om een bepaald doel te halen;
  • vaak gaat een doel behalen stap voor stap;
  • datgene wat JIJ moet doen om je doel te behalen;
  • zin: Als je naar het MBO wilt gaan, moet je dit doel in kleine stapjes halen.

Slide 4 - Slide

zielig

  • als je iets zielig vindt voor iemand, voel je je naar omdat die persoon vervelende dingen meemaakt;
  • je kan iets ook voor jezelf zielig vinden.
  • zin: Ik vind het zielig voor je dat jouw verkering uit is.

Slide 5 - Slide

hoor
  • dit woord gebruik je aan het einde van de zin, om iets heel duidelijk te maken;
  • het heeft niet een echte betekenis;
  • zin: Mijn mobiel is veel mooier dan die van jou, hoor!
  • zin: Ik weet het zeker. Hij vindt jou echt leuk, hoor!

Slide 6 - Slide

Wat betekent:
beloven
A
Zeggen dat je iets gaat doen en het dan niet doen.
B
Dat je denkt dat iets waar is, wat iemand zegt.
C
Zeggen dat je iets gaat doen en het dan ook doen

Slide 7 - Quiz

Waar wordt het woord:
constant
goed omschreven?
A
Ik had gisteren even hoofdpijn. Gelukkig is dat nu weer voorbij.
B
Ik heb gisteren een uurtje gewerkt aan mijn huiswerk.
C
Ik moet de hele tijd aan dat leuke liedje denken!

Slide 8 - Quiz

Welke emotie hoort bij het woord
zielig
A
bang
B
boos
C
blij
D
verdrietig

Slide 9 - Quiz

Welke stap moet jij nog nemen om
naar het MBO te kunnen gaan?

Slide 10 - Mind map

Maak een goede zin met aan het einde het woord:
hoor

Slide 11 - Open question

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 12 - Slide

De volgende .... die ik moet zetten om naar het MBO te gaan, is niveau B1 halen.

Slide 13 - Open question

Hij .... mij ....... dat hij morgen met mij naar de bioscoop gaat. (voltooid deelwoord)

Slide 14 - Open question

Ik vind het ..... voor haar dat de relatie over is.

Slide 15 - Open question

Als hij blij is, zingt hij ...... vrolijke liedjes!

Slide 16 - Open question

Ik vind het niet normaal dat we zoveel huiswerk krijgen,.......!

Slide 17 - Open question

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je 1 zin met één of meer woorden: 
zielig, hoor, beloven, de stap, constant


Slide 18 - Slide