This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Kijk het filmpje 'Poezie is overal', daarna krijg je er een vraag over.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Wanneer kom jij in aanraking met poëzie?
Slide 5 - Open question
Straatpoezie
Ga naar de site straatpoezie en bekijk eens 1 of 2 gedichten (bij jou uit de buurt)
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
een strofe is...
A
een onderdeel (soort alinea) van een gedicht
B
Een zin van een gedicht
C
Een soort hond
D
de belangrijkste gedachte van de dichter
Slide 10 - Quiz
Noem drie kenmerken van een gedicht
Slide 11 - Mind map
Lees het gedicht 'De Mus' hardop
Slide 12 - Slide
Klinkt elke 'tjielp' hetzelfde?
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quiz
Wat heeft de dichter met de vorm gedaan om te zorgen dat elke zin anders klinkt?
Slide 14 - Mind map
Slide 15 - Slide
Elke zin in 'Vliegen' begint met een persoonsvorm in plaats van een onderwerp, waarom heeft de schrijfster dit gedaan? (meerdere antwoorden mogelijk).
A
Zo klinkt er meer verontwaardiging over de vlieg op het papier.
B
Het klinkt mooier met de nadruk op de letter 'w' in 'wil', 'word' & 'woord'
C
Er klinkt meer rust als je het gedicht hardop voorleest.
Slide 16 - Quiz
Hoe versterkt de tekening (de vorm) van het gedicht de inhoud?
Slide 17 - Open question
Schrijf nu zelf een kort gedicht, je kunt evt beginnen met: 'Ik klim omhoog / weet je wel hoe mooi je bent' -je mag zelf weten hoe lang -laat de vorm aansluiten bij je gedicht (kies twee elementen uit de uitleg).
Slide 18 - Open question
Aan de slag
Maak les 56 opdracht 6-9
Slide 19 - Slide
Leerdoelen bereikt? Ik weet op welke manieren vorm wordt gebruikt in gedichten en kan het herkennen
ja
nee
Slide 20 - Poll
Leerdoelen bereikt? Ik kan van een gedicht uitleggen hoe vorm en inhoud op elkaar aansluiten.