Verwijswoorden

Woordsoorten /zinsdelen
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Woordsoorten /zinsdelen

Slide 1 - Slide

Wat kun je me vertellen over woordsoorten en zinsdelen?

Slide 2 - Open question

Verwijswoorden

Slide 3 - Slide

Welke verwijswoorden gebruik je bij een bezit?
A
Me, mijn, jouw
B
Me, mij, jou
C
Mijn, me, mij
D
Jouw, mijn

Slide 4 - Quiz


Is het verwijswoord een 
persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Zijn dat jouw buren?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 5 - Quiz

Wat is waar?

A. Het verwijswoord 'mijn' geeft een bezit aan.
B. Het verwijswoord 'jou' geeft een bezit aan.
A
A
B
B

Slide 6 - Quiz


Is het verwijswoord een 
persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Mijn neef heeft thuis een slang.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 7 - Quiz


Is het verwijswoord een 
persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Zijn dat jouw buren?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 8 - Quiz


Is het verwijswoord een 
persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Hun tuin is daar groot genoeg voor.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 9 - Quiz


Is het verwijswoord een 
persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Zij graven een zwembad in de tuin.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 10 - Quiz

Ik weet wat een verwijswoord van bezit is
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll

To do!
Maken opdracht 1 t/m 6

Slide 12 - Slide