Het beleid van de overheid is gelijkgesteld aan de conjuncturele ontwikkeling. Welk beleid is van toepassing?
A
Anti-cyclisch (begrotings)beleid
B
Pro-cyclisch (begrotings)beleid
1 / 45
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6
This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Items in this lesson
Het beleid van de overheid is gelijkgesteld aan de conjuncturele ontwikkeling. Welk beleid is van toepassing?
A
Anti-cyclisch (begrotings)beleid
B
Pro-cyclisch (begrotings)beleid
Slide 1 - Quiz
Kies de juiste automatische stabilisatoren in een economische neergang.
A
werkloosheidsuitkeringen
B
degressief belastingstelsel
C
hypotheekrenteaftrek
D
export
Slide 2 - Quiz
Leerdoelen
Aan het einde van deze les weet je de twee belangrijkste redenen van vraag en aanbod naar een valuta. Aan het einde van deze les weet je welke invloed het saldo van de betalingsbalans heeft op de wisselkoers van een valuta.
Slide 3 - Slide
Onderdelen monetair beleid
Het monetair beleid is onderdeel van het conjunctuurbeleid en bestaat uit direct en indirect geldhoeveelheidsbeleid en wisselkoersbeleid.
Slide 4 - Slide
Wisselkoersen
Ontstaan door vraag en aanbod
Appreciatie = stijging wisselkoers
Depreciatie = daling wisselkoers
Slide 5 - Slide
Verschuivingen ontstaan door:
* Veel vraag naar valuta door:
- Hoge rente
- Veel export
* Op den duur niet aantrekkelijk, omdat de wisselkoers stijgt.
* Veel aanbod valuta door:
- Lage rente
- Veel import
* Op den duur aantrekkelijk, omdat de wisselkoers daalt.
Frankrijk gaat 250 vliegtuigen verkopen aan Australië. Hierdoor:
A
daalt het aanbod van €
B
daalt de vraag naar €
C
stijgt het aanbod van €
D
stijgt de vraag naar €
Slide 9 - Quiz
Nederlandse vakantiegangers boeken minder vakanties naar Zuid-Afrika. Hierdoor:
A
daalt het aanbod van €
B
daalt de vraag naar €
C
stijgt het aanbod van €
D
stijgt de vraag naar €
Slide 10 - Quiz
China gaat meer mijnen (grondstoffen) overkopen in Afrika. Hierdoor:
A
daalt het aanbod van yuan
B
daalt de vraag naar yuan
C
stijgt het aanbod van yuan
D
stijgt de vraag van yuan
Slide 11 - Quiz
De import van EMU stijgt, wat gebeurt er met de euro?
A
meer vraag naar de euro, dus appreciatie van de euro
B
meer aanbod van de euro, dus depreciatie van de euro
C
meer vraag naar de euro, dus depreciatie van de euro.
D
meer aanbod van de euro, dus appreciatie van de euro.
Slide 12 - Quiz
De rente in de VS gaat omhoog. Wat is het effect op de wisselkoers $/€?
A
Veel vraag naar dollars, dus appreciatie $
B
Veel vraag naar dollars, dus depreciatie $
C
Veel aanbod van dollars, dus appreciatie $
D
Veel aanbod van dollars, dus depreciatie $
Slide 13 - Quiz
Saldo betalingsbalans EMU is positief, het effect op wisselkoers euro is ...?
A
vraag euro's > aanbod euro's: depreciatie €
B
aanbod euro's > vraag euro's: appreciatie €
C
vraag euro's > aanbod euro's: appreciatie €
D
aanbod euro's > vraag euro's: depreciatie €
Slide 14 - Quiz
Bespreken opdrachten over wisselkoers
Slide 15 - Slide
Hf 4, antwoord vraag 4
Slide 16 - Open question
Hf 4, antwoord vraag 6
Slide 17 - Open question
Hf 4, antwoord vraag 11
Slide 18 - Open question
Hf 4, antwoord vraag 12
Slide 19 - Open question
havovwo.nl
Slide 20 - Link
Leerdoelen
Aan het einde van deze les weet je de twee belangrijkste redenen van vraag en aanbod naar een valuta. Aan het einde van deze les weet je welke invloed het saldo van de betalingsbalans heeft op de wisselkoers van een valuta.
Slide 21 - Slide
In welke mate zijn de lesdoelen behaalt?
Slide 22 - Poll
Heb je nog vragen en/of onduidelijkheden?
Slide 23 - Open question
Leerdoelen
Aan het einde van deze les weet je hoe het rentebeleid van de ECB werkt en hoe de verkeersvergelijking van Fisher werkt.
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Video
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
ECB beïnvloed de rente
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Fisher
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Video
Slide 33 - Slide
M x V = P x T
Korte termijn
V = constant P = constant
Prijzen zijn rigide
Stijging M leidt tot stijging T
M x V = P x T
Lange termijn
V = constant T = constant
Aantal transacties is rigide, immers afhankelijk van natuurlijke productieomvang.
Stijging M leidt tot stijging P.
Slide 34 - Slide
ECB en het stabiliteitspact
Het stabiliteitspact bestaat uit een aantal voorwaarden waaraan de lidstaten van de EU moeten voldoen .
Belangrijkste voorwaarden: - staatsschuld mag niet boven 60% van het BBP uitkomen - begrotingstekort mag niet meer dan 3% van het BBP bedragen.
Slide 35 - Slide
Door de rente te verlagen kan de ECB de economie in de eurozone stimuleren?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 36 - Quiz
De ECB streeft naar een inflatie van ongeveer 2%. Wat zal de ECB doen wanneer de inflatie te laag wordt?
A
Rente verlagen
B
Rente verhogen
C
Wachten tot dat het vanzelf weer beter gaat
D
Minder geld in omloop brengen
Slide 37 - Quiz
Er is hoogconjunctuur. Wat moet de ECB doen om de inflatie laag te houden?
A
V verlagen
B
T verhogen
C
De rente verhogen
D
De rente verlagen
Slide 38 - Quiz
Stel: de ECB verhoogt de rente. Wat gebeurt er dan met de koers van de €?
A
de koers blijft gelijk
B
de koers stijgt
C
de koers daalt
Slide 39 - Quiz
Uitgaande van de verkeersvergelijking van Fisher, zal een stijging van de maatschappelijk geldhoeveelheid ...
A
Op korte termijn de prijs stijgen en op lange termijn het reële BBP stijgen
B
Op korte termijn de prijs gelijk blijven en op lange termijn het reële BBP stijgen
C
Op korte termijn het BBP stijgen en op lange termijn alleen de inflatie toenemen
D
Op korte termijn het BBP gelijk blijven en op lange termijn het reële BBP stijgen
Slide 40 - Quiz
Bepreken
Opdrachten Fisher en rentebeleid ECB
Slide 41 - Slide
Leerdoelen
Aan het einde van deze les weet je hoe het rentebeleid van de ECB werkt en hoe de verkeersvergelijking van Fisher werkt.