Module 8 hoofdstuk 3.3 en 3.4

Het beleid van de overheid is gelijkgesteld aan de conjuncturele ontwikkeling. Welk beleid is van toepassing?
A
Anti-cyclisch (begrotings)beleid
B
Pro-cyclisch (begrotings)beleid
1 / 23
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Het beleid van de overheid is gelijkgesteld aan de conjuncturele ontwikkeling. Welk beleid is van toepassing?
A
Anti-cyclisch (begrotings)beleid
B
Pro-cyclisch (begrotings)beleid

Slide 1 - Quiz

Kies de juiste automatische stabilisatoren in een economische neergang.
A
werkloosheidsuitkeringen
B
degressief belastingstelsel
C
hypotheekrenteaftrek
D
export

Slide 2 - Quiz

Leerdoelen
Aan het einde van deze les weet je hoe het rentebeleid van de ECB werkt en hoe de verkeersvergelijking van Fisher werkt.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

ECB beïnvloed de rente

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Fisher

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Slide

ECB en het stabiliteitspact

Het stabiliteitspact bestaat uit een aantal voorwaarden waaraan de lidstaten van de EU moeten voldoen .

Belangrijkste voorwaarden:
- staatsschuld mag niet boven 60% van het BBP uitkomen
- begrotingstekort mag niet meer dan 3% van het BBP bedragen.

Slide 13 - Slide

Door de rente te verlagen kan de ECB de economie in de eurozone stimuleren?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

De ECB streeft naar een inflatie van ongeveer 2%. Wat zal de ECB doen wanneer de inflatie te laag wordt?
A
Rente verlagen
B
Rente verhogen
C
Wachten tot dat het vanzelf weer beter gaat
D
Minder geld in omloop brengen

Slide 15 - Quiz

Er is hoogconjunctuur.
Wat moet de ECB doen om de inflatie laag te houden?
A
V verlagen
B
T verhogen
C
De rente verhogen
D
De rente verlagen

Slide 16 - Quiz

Stel: de ECB verhoogt de rente.
Wat gebeurt er dan met de koers
van de €?
A
de koers blijft gelijk
B
de koers stijgt
C
de koers daalt

Slide 17 - Quiz

Uitgaande van de verkeersvergelijking van Fisher, zal een stijging van de maatschappelijk geldhoeveelheid ...
A
Op korte termijn de prijs stijgen en op lange termijn het reële BBP stijgen
B
Op korte termijn de prijs gelijk blijven en op lange termijn het reële BBP stijgen
C
Op korte termijn het BBP stijgen en op lange termijn alleen de inflatie toenemen
D
Op korte termijn het BBP gelijk blijven en op lange termijn het reële BBP stijgen

Slide 18 - Quiz

Leerdoelen
Aan het einde van deze les weet je hoe het rentebeleid van de ECB werkt en hoe de verkeersvergelijking van Fisher werkt.

Slide 19 - Slide

In welke mate zijn de lesdoelen behaalt?
0100

Slide 20 - Poll

Heb je nog vragen en/of onduidelijkheden?

Slide 21 - Open question

Huiswerk
Digitaal maken vraag 6 t/m 17 module 8 hoofdstuk 3.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video