In de late middeleeuwen was er een agrarisch-stedelijke samenleving, dus mensen leefden van de opbrengsten van het land en het werk in de steden. Op een gegeven moment gingen zij niet meer ruilen, maar betalen met geld. Vorsten kregen via belastingen steeds meer geld binnen. Dat gingen ze gebruiken, want ze waren niet meer zo tevreden over het leenstelsel. Wat was het leenstelsel ook alweer?