Beleid en organisatie 1

Beleid en organisatie
STILSTAAN IS ACHTERUITGANG…..
1 / 52
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 4

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Beleid en organisatie
STILSTAAN IS ACHTERUITGANG…..

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

1. Het hoofd 
Het hoofd heeft te maken met het denken over de uitoefening van je beroep. Geef aan wat jij belangrijk vindt, wat is jouw visie op het beroep. Vanuit welke normen en waarden werk je? 
Bijvoorbeeld:  Ik ben dit werk gaan doen omdat ik altijd wel met kinderen bezig wilde zijn en ik wilde heel graag iets bijbrengen aan kinderen. Kinderen stimuleren om zelf te ontdekken.  Ze te laten zien dat je er mag zijn op die manier waarop jij bent.  Ik geloof in permanente educatie 



Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat betekent voor jou “het hart op de goede plaats hebben” in je beroep?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Opdracht 2
Gebruik van het hoofd nog 2 zintuigen (mond, ogen, neus, oren) en geef per zintuig  voorbeelden hoe je die zintuigen gebruikt in je beroep. En waarom je dat belangrijk vindt.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

3. Het hart 
Het Hart, staat voor voelen. 
Welke rol speelt het voelen 
of het gevoel in je beroep.  

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Hart voor kinderen
Op liefdevolle wijze kinderen alle ruimte geven om zich te ontwikkelen. Je moet van kinderen houden en je kunnen inleven in wat zij leuk vinden of wat hen bezighoudt met als doel de kinderen een fijne dag te bezorgen en een prettige plek te geven waarin ze zich goed kunnen ontwikkelen. Ook als ze druk zijn, veel lawaai maken tijdens het spelen of veel aandacht en verzorging nodig hebben.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

4. De handen
D Handen gaan over het handelen, over het doen in de praktijk. Wat kenmerkt je beroep wat betreft de taken die je doet. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

De voeten
De Voeten vertegenwoordigen waar jij voor staat in de uitoefening van je beroep. Wat is jouw persoonlijk kenmerk, waar ben je in het werken aan te herkennen? Geef hiervan 2 voorbeelden. 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn belangrijke persoonlijke kenmerken van de leiding van het kindercentrum

Slide 10 - Mind map

• Kinderen begeleiden;
• Kinderen verzorgen;
• Informatie uitwisselen over kinderen en werkzaamheden;
• Ruimten en materiaal beschikbaar houden;
• Deskundigheid bevorderen
Persoonlijke kenmerken 
Sterk in het verwoorden van de visie naar de opvang
betrouwbaar 
coachend
intelligent
ondersteunend 
toegankelijk 


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Missie en visie: wat is het?

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Video

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Start quiz

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Beleid is:
A
Het omzetten van regels en afspraken
B
Het omzetten van doelen in plannen en afspraken
C
Een mix van visie en missie
D
Het omzetten van werkdoelen in een visie

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Een organisatie beschrijft wat ze in de toekomst willen bereiken. Dit beschrijven ze in hun.....
A
Missie
B
Visie
C
Beleid
D
Doel

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Beleid geeft aan hoe je de doelen wilt bereiken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

De resultaten die een organisatie wil behalen komen voort uit:
A
Missie, visie, protocollen + richtlijnen
B
Visie, missie, beroepscode + Arbowet arbowet
C
Missie, visie, beleid (strategie + doelen)
D
Missie, beleid, VOG, en regels

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Welke volgorde klopt?
A
Kernwaarden, missie, visie en beleid
B
Visie, missie, beleid en kernwaarden
C
Beleid, kernwaarden, missie en visie
D
Kernwaarden, visie, missie en beleid

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Op welke beleid niveau werken uitvoerende mensen?
A
Strategisch
B
Tactisch
C
Operationeel

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Welke stelling over beleid, missie en visie zijn juist?
I Waarom we als organisatie bestaan, heeft te maken met beleid.
II Hoe de toekomst eruitziet heeft te maken met beleid.
A
stelling I en II zijn beide onjuist
B
alleen stelling II is juist
C
stelling I en II zijn beide juist
D
alleen stelling I is juist

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Noem soorten
beleid

Slide 39 - Mind map

This item has no instructions

Een beleidswijziging / beleidsaanpassing kun je ook verbeterplan noemen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Nieuwe ontwikkelingen en veranderingen in de branche noem je ook wel:
A
Intramuraal
B
Progressie
C
Innovatie
D
Tactisch management

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Veranderingen op de werkvloer geeft vaak weerstand bij het personeel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Operationeel beleid is:
A
uitvoerend en korte termijnplanning
B
grote lijnen en langetermijnplanning
C
concrete activiteiten en middellangetermijnplanning
D
alle drie de antwoorden zijn juist

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Beleid wordt altijd door de directie bepaald, nooit door medewerkers
A
Juist
B
Onjuist

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Beleidswijziging 1: De kinderopvangorganisatie heeft besloten tot verhoging ban de uurprijs per a1 januari 2021.
A
Ik ben het met de stelling EENS
B
Ik ben het met de stelling ONEENS
C
Ik ben het met de gedeeltelijk stelling EENS

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

Beleidswijziging 2: De kinderopvang blijft volgend jaar een half uur langer open. Ouders die al gebruik maken van de kinderopvang mogen hun contract omzetten. Nieuwe ouders krijgen meteen een contract voor de verlengde openingstijden.
A
Ik ben het met de stelling EENS
B
Ik ben het met de stelling ONEENS
C
Ik ben het met de gedeeltelijk stelling EENS

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Beleidswijziging 3: Het maximum aantal ruildagen vervalt. Ouders mogen onbeperkt (als de groepsgrootte en personeelsbezetting het toelaat) ruilen.

A
Ik ben het met de stelling EENS
B
Ik ben het met de stelling ONEENS
C
Ik ben het met de gedeeltelijk stelling EENS

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions

Beleidswijziging 4: Vanaf volgende maand mogen er in de kinderopvang geen schoenen meer worden gedragen op de alle groepen. Pedagogisch medewerkers moeten sloffen of overschoenen dragen en voor ouders liggen er overschoenen.
A
Ik ben het met de stelling EENS
B
Ik ben het met de stelling ONEENS
C
Ik ben het met de gedeeltelijk stelling EENS

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions

Beleidswijziging 5: Personeel moet vanaf volgende week de privételefoon tijdens werktijd in de kluisjes keggen> Als er een dringende reden is om bereikbaar te zijn kan dit in overleg met de leidinggevende eenmaal worden toegestaan.
A
Ik ben het met de stelling EENS
B
Ik ben het met de stelling ONEENS
C
Ik ben het met de gedeeltelijk stelling EENS

Slide 49 - Quiz

This item has no instructions

Beleidswijziging 6: Vanaf volgende maand mag je als pedagogisch medewerker je eigen kind niet "opvangen" in de vestiging waar je werkt. Dus ook niet in een groep waar jij niet werkzaam bent.
A
Ik ben het met de stelling EENS
B
Ik ben het met de stelling ONEENS
C
Ik ben het met de gedeeltelijk stelling EENS

Slide 50 - Quiz

This item has no instructions

Tot Slot: een GPM'er heeft ook met beleid te maken (2 antw. goed)
A
Dit klopt niet, waarom krijgen we hier les over?
B
Dit klopt niet, de top bepaalt altijd en jij moet uitvoeren
C
Dit klopt, jij draagt bij aan het behalen van de doelen
D
Dit klopt: een probleem dat jij signaleert kan aanleiding zijn tot nieuw beleid

Slide 51 - Quiz

This item has no instructions

Slide 52 - Video

This item has no instructions