This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
18/3 at2f Procenten en diagrammen
Slide 1 - Slide
Pak je laptop, RM, schrift en pen
Ga naar:
lessonup.app
De toets van H5: zelf nakijken en zelf cijfer geven.
Stuur een foto van het nagekeken werk naar mij op.
Slide 2 - Slide
Lesdoelen
Herhaling en oefening
Statistiek
Slide 3 - Slide
Terugblik
Laptops open
Slide 4 - Slide
Je loopt in de winkel en ziet het spel wat je al een tijdje wilt kopen. Op het kaartje staat de prijs exclusief btw. De prijs op het kaartje bedraagt €25 en de btw bedraagt 21%. Hoeveel kost het spelletje nu?
A
25+0,21⋅25=30,25
B
25−0,21⋅25=19,75
C
25+25(0,21)=25,008...
D
25−25(0,21)=24,991...
Slide 5 - Quiz
Een iPhone kost €950. Hij is in de aanbieding en je krijgt nu 15% korting. Hoeveel kost de iPhone nu?
A
950+0,15⋅950=1092,5
B
950−950(0,15)=949,999...
C
950+950(0,15)=950,000...
D
950−0,15⋅950=807,5
Slide 6 - Quiz
Rob is op maandag 0,4 uur aan het computeren. Op dinsdag besteedt hij 75% meer tijd aan computeren. Hoeveel minuten zit Rob op dinsdag achter zijn computer?
Tekst
Tekst
Slide 7 - Open question
Niels kijkt op zaterdag 3,5 uur televisie. Op zondag kijkt hij 30% korter televisie. Hoeveel uur en hoeveel minuten kijkt Niels op zondag televisie?
Slide 8 - Open question
Procentuele toename berekenen
Slide 9 - Slide
Je ziet hier twee poppetjes die salarisverhoging krijgen. Wie denk je dat er, vergeleken met zijn oude salaris, procentueel gezien het meest omhoog gaat?
A
A
B
B
Slide 10 - Quiz
Procentuele toename berekenen
Bereken
Toename = nieuw - oud
Poppetje A
Poppetje B
In plaats van toename wordt er gesproken van absolute toename.
Procentuele toename wordt ook relatieve toename genoemd.
Slide 11 - Slide
Welke formule geeft de absolute toename weer?
A
oud−nieuw
B
oudToename⋅100
C
nieuw−oud
D
nieuwToename⋅100
Slide 12 - Quiz
Welke formule zie je hier?
oudToename⋅100
A
Procentuele toename
B
Absolute toename
C
Toename
D
Relatieve toename
Slide 13 - Quiz
Procentuele afname berekenen
Slide 14 - Slide
Een iPhone kostte €800 De iPhone kost nu €700 Wat is de procentuele afname? (De antwoorden zijn in procenten)
A
800700⋅100=78,5
B
700(800−700)⋅100=14,285...
C
800(800−700)⋅100=12,5
D
800(700−800)⋅100=−12,5
Slide 15 - Quiz
Procentuele afname berekenen
.
Afname = oud - nieuw
We kunnen ook de formule voor procentuele toename gebruiken.
Is de uitkomst postitief dan is het een toename.
Is de uitkomst negatief dan is het een afname.
Slide 16 - Slide
Een telefoonabonnement kost normaal €39,95 per maand. Het abonnement is tijdelijk in de aanbieding voor €24,95 per maand. Hoeveel korting krijg je op je maandelijkse abonnement?
Slide 17 - Open question
Kun je met de formule van procentuele toename ook de procentuele afname berekenen?
A
Ja
B
Nee
Slide 18 - Quiz
Een kat woog in 2017 4,1 kg. In 2020 woog de kat nog maar 3,5 kg. Hoeveel kg weegt de kat minder in procenten? (De antwoorden zijn in procenten)
A
(4,1−3,5)⋅100=60
B
4,1(4,1−3,5)⋅100=14,6
C
4,1(3,5−4,1)⋅100=−14,6
D
(3,5−4,1)⋅100=−60
Slide 19 - Quiz
Lesdoelen behaald?
Aan het einde van de les kunnen jullie...
- Procentuele toe- en afname berekenen
Slide 20 - Slide
Een voetbal kostte eerst €12. De voetbal kost nu €14. Hoeveel procent is er bij of afgegaan? (De antwoorden zijn in procenten)
A
(14−12)⋅100=200
B
14(14−12)⋅100=12,285...
C
12(12−14)⋅100=−16,666...
D
12(14−12)⋅100=16,7
Slide 21 - Quiz
Een playstation spelletje kost nu €42,95. Vorige week kostte het spelletje €50. Hoeveel procent is er bij of afgegaan? (De antwoorden zijn in procenten)